Artikel 143 (Beschrijving te verrekenen vermogen finale verrekening)
1. Vanaf de in het eerste lid van artikel 142 vermelde tijdstippen kan ieder der echtgenoten verzoeken dat het te verrekenen vermogen van de andere echtgenoot wordt beschreven.
2. De artikelen 671 tot en met 676 en 679 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn van overeenkomstige toepassing.
3. Hetgeen in de vorige leden omtrent een echtgenoot is bepaald, geldt op overeenkomstige wijze na zijn overlijden voor zijn rechtverkrijgenden onder algemene titel.
4. Van het eerste tot en met het derde lid kan niet worden afgeweken.
Uitleg in duidelijke taal
1. Vanaf de in het eerste lid van artikel 142 vermelde tijdstippen kan ieder der echtgenoten verzoeken dat het te verrekenen vermogen van de andere echtgenoot wordt beschreven.
Dit betekent dat vanaf de tijdstippen die zijn genoemd in het eerste lid van artikel 142, elk van de echtgenoten kan vragen om een beschrijving te maken van het vermogen van de andere echtgenoot dat verrekend moet worden.
2. De artikelen 671 tot en met 676 en 679 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn van overeenkomstige toepassing.
Dit houdt in dat de bepalingen uit de artikelen 671 tot en met 676 en artikel 679 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op een vergelijkbare manier gelden voor de situatie beschreven in lid 1.
3. Hetgeen in de vorige leden omtrent een echtgenoot is bepaald, geldt op overeenkomstige wijze na zijn overlijden voor zijn rechtverkrijgenden onder algemene titel.
Dit betekent dat wat in de voorgaande leden (lid 1 en 2) is vastgelegd met betrekking tot een echtgenoot, ook op een vergelijkbare manier van toepassing is op de personen die na het overlijden van de echtgenoot diens rechten en plichten erven of verkrijgen (rechtverkrijgenden onder algemene titel).
4. Van het eerste tot en met het derde lid kan niet worden afgeweken.
Dit houdt in dat het niet is toegestaan om af te wijken van de regels die zijn vastgelegd in het eerste, tweede en derde lid van dit artikel.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2019:637 - Verdeling stelplicht en bewijslast bij finale verrekening onbetaalde meewerkbeloning
Bij een finale verrekening rust de stelplicht en bewijslast voor de omvang en waarde van het te verrekenen vermogen op de echtgenoot die verrekening vordert. Het bewijsvermoeden van art. 1:141 lid 3 BW ziet enkel op de herkomst van het vermogen, niet op de waarde ervan.
ECLI:NL:HR:2007:BA1564
ECLI:NL:HR:2007:AZ1106
ECLI:NL:HR:2006:AX8847
ECLI:NL:HR:2020:1631
ECLI:NL:HR:2024:338 - Finale verrekening: bewijsvermoeden art. 1:141 lid 3 BW geldt ook voor schulden
Het bewijsvermoeden van art. 1:141 lid 3 BW, dat vermogen wordt vermoed te zijn gevormd uit te verrekenen inkomsten, ziet ook op schulden. Of een schuld in de verrekening moet worden betrokken, hangt echter af van de huwelijkse voorwaarden en vereist een afzonderlijke motivering.