Terug naar bibliotheek
Boek 1. Personen- en familierecht
Titel 8. Huwelijkse voorwaarden
Afdeling 2. Verrekenbedingen
Paragraaf 1. Algemene regels voor verrekenbedingen
Artikel 136

Artikel 136 (Toerekening goederen en bewijsvermoeden bij verrekenbedingen)

Laatste versie

1. Indien een goed onder aanwending van te verrekenen vermogen is verkregen, wordt het verkregen goed tot het te verrekenen vermogen gerekend voor het aandeel dat overeenkomt met het bij de verkrijging uit het te verrekenen vermogen aangewende gedeelte van de tegenprestatie gedeeld door de totale tegenprestatie. Indien een echtgenoot in verband met de verwerving van een goed een schuld is aangegaan, wordt het goed op de voet van de eerste volzin tot het te verrekenen vermogen gerekend voor zover de schuld daartoe wordt gerekend of daaruit is afgelost of betaald.

2. Bestaat tussen de echtgenoten een geschil omtrent de vraag of een goed tot het te verrekenen vermogen wordt gerekend en kan geen van beiden bewijzen dat het goed tot het niet te verrekenen vermogen wordt gerekend, dan wordt dat goed aangemerkt als te rekenen tot het te verrekenen vermogen. Het vermoeden werkt niet ten nadele van de schuldeisers der echtgenoten.

Uitleg in duidelijke taal

1. Indien een goed onder aanwending van te verrekenen vermogen is verkregen, wordt het verkregen goed tot het te verrekenen vermogen gerekend voor het aandeel dat overeenkomt met het bij de verkrijging uit het te verrekenen vermogen aangewende gedeelte van de tegenprestatie gedeeld door de totale tegenprestatie. Indien een echtgenoot in verband met de verwerving van een goed een schuld is aangegaan, wordt het goed op de voet van de eerste volzin tot het te verrekenen vermogen gerekend voor zover de schuld daartoe wordt gerekend of daaruit is afgelost of betaald.

Dit betekent letterlijk: Als een goed is verkregen door gebruikmaking van vermogen dat verrekend moet worden (te verrekenen vermogen), dan wordt dat verkregen goed tot dit te verrekenen vermogen gerekend. Dit gebeurt voor het aandeel dat gelijk is aan het deel van de tegenprestatie dat bij de verkrijging uit het te verrekenen vermogen is gebruikt, gedeeld door de totale tegenprestatie. Als een echtgenoot voor de verwerving van een goed een schuld is aangegaan, dan wordt dat goed volgens de regel uit de eerste zin tot het te verrekenen vermogen gerekend, voor zover die schuld tot dat vermogen wordt gerekend of uit dat vermogen is afgelost of betaald.

2. Bestaat tussen de echtgenoten een geschil omtrent de vraag of een goed tot het te verrekenen vermogen wordt gerekend en kan geen van beiden bewijzen dat het goed tot het niet te verrekenen vermogen wordt gerekend, dan wordt dat goed aangemerkt als te rekenen tot het te verrekenen vermogen. Het vermoeden werkt niet ten nadele van de schuldeisers der echtgenoten.

Dit betekent letterlijk: Als er tussen de echtgenoten een conflict (geschil) is over de vraag of een goed tot het te verrekenen vermogen behoort, en geen van beiden kan bewijzen dat het goed niet tot het te verrekenen vermogen behoort, dan wordt dat goed beschouwd (aangemerkt) als behorend tot het te verrekenen vermogen. Dit vermoeden werkt echter niet in het nadeel van de schuldeisers van de echtgenoten.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad35x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2006:AU8938

ECLI:NL:HR:2006:AU893821 april 2006Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad16x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2009:BI4387

ECLI:NL:HR:2009:BI438710 juli 2009Dit wetsartikel wordt 9 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtPersonen En Familierecht, Burgerlijk Procesrecht, Verbintenissenrecht
Hoge Raad14x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2021:1922

ECLI:NL:HR:2021:192217 december 2021Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad9x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:1875

ECLI:NL:HR:2015:187510 juli 2015Dit wetsartikel wordt 5 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad7x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2020:417 - Begroting van beleggingen en de uitleg van het inkomensbegrip bij een stamrecht

ECLI:NL:HR:2020:41713 maart 2020Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

De rechter heeft de vrijheid om een passende methode te kiezen om de waardevermeerdering door belegging van overgespaard inkomen te begroten. Of een stamrecht onder te verrekenen inkomen valt, hangt af van de uitleg van de huwelijkse voorwaarden (Haviltex-maatstaf).

Civiel RechtPersonen En Familierecht, Verbintenissenrecht
Hoge Raad5x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2022:1389

ECLI:NL:HR:2022:13897 oktober 2022Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad5x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2024:338 - Finale verrekening: bewijsvermoeden art. 1:141 lid 3 BW geldt ook voor schulden

ECLI:NL:HR:2024:3388 maart 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Het bewijsvermoeden van art. 1:141 lid 3 BW, dat vermogen wordt vermoed te zijn gevormd uit te verrekenen inkomsten, ziet ook op schulden. Of een schuld in de verrekening moet worden betrokken, hangt echter af van de huwelijkse voorwaarden en vereist een afzonderlijke motivering.

Civiel RechtPersonen En Familierecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2010:BN8027

ECLI:NL:HR:2010:BN802719 november 2010Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2008:BC6582

ECLI:NL:HR:2008:BC658230 mei 2008Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak