Artikel 135 (Verrekening helfte toepasselijke bepalingen sanctie verzwijging)
1. De verrekening van inkomsten of van vermogen geschiedt bij helfte.
2. Op de verrekening zijn de artikelen 181, 183 en 195 tot en met 200 van Boek 3 van dit wetboek van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor de beoordeling van de vraag of benadeling als bedoeld in artikel 196 van Boek 3 van dit wetboek heeft plaatsgevonden, de in artikel 142 genoemde tijdstippen bepalend zijn. De artikelen 677 tot en met 680 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn van overeenkomstige toepassing.
3. Een echtgenoot die opzettelijk een tot het te verrekenen vermogen behorend goed verzwijgt, zoek maakt of verborgen houdt waardoor de waarde daarvan niet in de verrekening is betrokken, dient de waarde daarvan niet te verrekenen, maar geheel aan de andere echtgenoot te vergoeden.
Uitleg in duidelijke taal
1. De verrekening van inkomsten of van vermogen geschiedt bij helfte.
Dit betekent letterlijk dat wanneer inkomsten of vermogen worden verrekend, dit gebeurt door deze bij helfte te delen.
2. Op de verrekening zijn de artikelen 181, 183 en 195 tot en met 200 van Boek 3 van dit wetboek van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor de beoordeling van de vraag of benadeling als bedoeld in artikel 196 van Boek 3 van dit wetboek heeft plaatsgevonden, de in artikel 142 genoemde tijdstippen bepalend zijn. De artikelen 677 tot en met 680 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn van overeenkomstige toepassing.
Dit lid stelt dat op de verrekening de artikelen 181, 183 en 195 tot en met 200 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek op een vergelijkbare wijze van toepassing zijn (van overeenkomstige toepassing). Hierbij geldt (met dien verstande dat) dat voor de beoordeling of er sprake is van benadeling zoals bedoeld in artikel 196 van Boek 3 van dit wetboek, de tijdstippen die in artikel 142 worden genoemd, beslissend (bepalend) zijn. Daarnaast zijn de artikelen 677 tot en met 680 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering eveneens van overeenkomstige toepassing.
3. Een echtgenoot die opzettelijk een tot het te verrekenen vermogen behorend goed verzwijgt, zoek maakt of verborgen houdt waardoor de waarde daarvan niet in de verrekening is betrokken, dient de waarde daarvan niet te verrekenen, maar geheel aan de andere echtgenoot te vergoeden.
Dit betekent dat een echtgenoot die met opzet een goed dat deel uitmaakt van het te verrekenen vermogen, niet opgeeft (verzwijgt), kwijtraakt (zoek maakt) of verstopt (verborgen houdt), met als gevolg dat de waarde van dat goed niet wordt meegenomen in de verrekening, die waarde niet mag verrekenen. In plaats daarvan moet deze echtgenoot de volledige waarde van dat goed aan de andere echtgenoot betalen (geheel aan de andere echtgenoot te vergoeden).
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2017:565 - Verzwijging in erfenis: opzet vereist, spijt komt te laat
Voor de sanctie op verzwijging in een nalatenschap (art. 3:194 lid 2 BW) is vereist dat de erfgenaam wist dat het goed tot de boedel behoorde. Later 'tot inkeer' komen heft de eenmaal ingetreden sanctie niet op, vanwege het afschrikwekkende karakter van de bepaling.
ECLI:NL:HR:2019:637 - Verdeling stelplicht en bewijslast bij finale verrekening onbetaalde meewerkbeloning
Bij een finale verrekening rust de stelplicht en bewijslast voor de omvang en waarde van het te verrekenen vermogen op de echtgenoot die verrekening vordert. Het bewijsvermoeden van art. 1:141 lid 3 BW ziet enkel op de herkomst van het vermogen, niet op de waarde ervan.