Artikel 1
1. In dit wetboek worden onder schepen verstaan alle zaken, geen luchtvaartuig zijnde, die blijkens hun constructie bestemd zijn om te drijven en drijven of hebben gedreven.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen zaken, die geen schepen zijn, voor de toepassing van bepalingen van dit wetboek als schip worden aangewezen, dan wel bepalingen van dit wetboek niet van toepassing worden verklaard op zaken, die schepen zijn.
3. Voortbewegingswerktuigen en andere machinerieën worden bestanddeel van het schip op het ogenblik dat, na hun inbouw, hun bevestiging daaraan zodanig is als deze ook na voltooiing van het schip zal zijn.
4. Onder scheepstoebehoren worden verstaan de zaken, die, geen bestanddeel van het schip zijnde, bestemd zijn om het schip duurzaam te dienen en door hun vorm als zodanig zijn te herkennen, alsmede die navigatie- en communicatiemiddelen, die zodanig met het schip zijn verbonden, dat zij daarvan kunnen worden afgescheiden, zonder dat beschadiging van betekenis aan hen of aan het schip wordt toegebracht.
5. Behoudens afwijkende bedingen wordt het scheepstoebehoren tot het schip gerekend. Een afwijkend beding kan worden ingeschreven in de openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van Titel 1 van Boek 3.
6. Voor de toepassing van het derde, het vierde en het vijfde lid van dit artikel wordt onder schip mede verstaan een schip in aanbouw.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:RVS:2025:4532 - Waardedaling woonark: geen planschadevergoeding voor roerende zaken - 24 september 2025
De Afdeling oordeelt dat een woonark een roerende zaak is, omdat deze niet duurzaam met de grond is verenigd. Waardedaling van een roerende zaak komt niet voor planschadevergoeding in aanmerking. Het wettelijke onderscheid tussen roerende en onroerende zaken is objectief en redelijk gerechtvaardigd.
ECLI:NL:RVS:2025:4538 - Woonschip en planschade: roerende zaak komt niet voor vergoeding in aanmerking - 24 september 2025
Een woonschip is in beginsel een roerende zaak en geen onroerende zaak in de zin van artikel 3:3 BW. De eigenaar kan daarom geen aanspraak maken op planschadevergoeding onder de Wro, omdat deze regeling alleen geldt voor schade aan onroerende zaken. Dit onderscheid is gerechtvaardigd.