Artikel 77 (Verboden bedingen consumentenkredietovereenkomsten)
1. Niet zijn toegelaten bedingen waarbij:
a. de kredietgever of de leverancier van de goederen of diensten de bevoegdheid wordt verleend, anders dan bij wijze van een ingevolge artikel 76 toegelaten verhoging van de kredietvergoeding, eenzijdig de kredietvergoeding te verhogen of anderszins de verplichtingen van de consument te verzwaren; b. de consument zich verplicht tot het aangaan van een andere overeenkomst, anders dan ingeval:
1°. uitdrukkelijk aan de consument het recht wordt toegekend te bepalen met welke wederpartij die overeenkomst zal worden aangegaan, of 2°. de overeenkomst verplicht tot het aanhouden van een betaalrekening bij de kredietgever, door middel waarvan de uit de kredietovereenkomst voortvloeiende betalingen dienen plaats te vinden;
c. vervroegde opeisbaarheid van het door de consument verschuldigde wordt bedongen, anders dan voor het geval dat:
1°. de consument, die ten minste twee maanden achterstallig is in de betaling van een vervallen termijnbedrag, na in gebreke te zijn gesteld, nalatig blijft in de nakoming van zijn verplichtingen, 2°. de consument zijn vaste woonplaats in Nederland heeft verlaten, dan wel redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de consument binnen enkele maanden zijn vaste woonplaats in Nederland zal verlaten, 3°. de consument is overleden en de kredietgever gegronde reden heeft om aan te nemen dat diens verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst niet zullen worden nagekomen, 4°. de consument in staat van faillissement is komen te verkeren of ten aanzien van de consument de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, 5°. de consument de door hem onder eigendomsvoorbehoud gehouden of tot zekerheid verbonden zaak heeft verduisterd, of 6°. de consument aan de kredietgever, met het oog op het aangaan van de overeenkomst, bewust onjuiste inlichtingen heeft verstrekt van dien aard, dat de kredietgever de overeenkomst niet of niet onder dezelfde voorwaarden zou hebben aangegaan indien hem de juiste stand van zaken bekend zou zijn geweest.
d. de kredietnemer enig recht op periodieke betaling, verschuldigd uit hoofde van loon of andere inkomsten uit arbeid, van uitkeringen als bedoeld in artikel 475c onder b-i van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, ter zake van een kredietovereenkomst op enigerlei wijze overdraagt, vervreemdt of bezwaart dan wel tot invordering daarvan een onherroepelijke volmacht, in welke vorm of onder welke benaming ook, verleent.
2. Lid 1, aanhef en onder d, geldt niet voor kredietverlening door een gemeentelijke kredietbank:
a. waaraan als kredietnemer deelneemt:
1°. echtgenoten of geregistreerde partners als bedoeld in artikel 3 van de Participatiewet, van wie het gezamenlijk netto maandinkomen niet hoger is dan de norm genoemd in artikel 21, onderdeel b, van die wet; 2°. een alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 4, onderdeel b, van de Participatiewet, van wie het netto maandinkomen niet hoger is dan negentig procent van de norm bedoeld onder 1°; 3°. een alleenstaande als bedoeld in artikel 4, onderdeel a, van de Participatiewet, van wie het netto maandinkomen niet hoger is dan zeventig procent van de norm bedoeld onder 1°;
dan wel
b. in het kader van een regeling met betrekking tot de bestaande schuldenlast van een kredietnemer (saneringskrediet).
Uitleg in duidelijke taal
1. Niet zijn toegelaten bedingen waarbij:
Dit betekent dat bedingen (clausules of voorwaarden) niet zijn toegestaan in een overeenkomst, indien die bedingen het volgende inhouden:
a. de kredietgever of de leverancier van de goederen of diensten de bevoegdheid wordt verleend, anders dan bij wijze van een ingevolge artikel 76 toegelaten verhoging van de kredietvergoeding, eenzijdig de kredietvergoeding te verhogen of anderszins de verplichtingen van de consument te verzwaren;
Dit houdt in dat een beding niet is toegestaan als het de kredietgever of de leverancier van goederen of diensten de macht geeft om eenzijdig de kredietvergoeding te verhogen. Dit is anders als het gaat om een verhoging van de kredietvergoeding die is toegestaan volgens artikel 76. Ook is een beding niet toegestaan als het op een andere manier de verplichtingen van de consument zwaarder maakt.
b. de consument zich verplicht tot het aangaan van een andere overeenkomst, anders dan ingeval:
Dit houdt in dat een beding niet is toegestaan als het de consument verplicht om een andere overeenkomst aan te gaan. Er zijn echter uitzonderingen op dit verbod, namelijk in de volgende gevallen:
1°. uitdrukkelijk aan de consument het recht wordt toegekend te bepalen met welke wederpartij die overeenkomst zal worden aangegaan, of
Een uitzondering geldt als de consument uitdrukkelijk het recht krijgt om zelf te bepalen met welke andere partij (wederpartij) die andere overeenkomst wordt gesloten.
2°. de overeenkomst verplicht tot het aanhouden van een betaalrekening bij de kredietgever, door middel waarvan de uit de kredietovereenkomst voortvloeiende betalingen dienen plaats te vinden;
Een andere uitzondering geldt als de overeenkomst de consument verplicht om een betaalrekening aan te houden bij de kredietgever. Via deze betaalrekening moeten dan de betalingen plaatsvinden die voortvloeien uit de kredietovereenkomst.
c. vervroegde opeisbaarheid van het door de consument verschuldigde wordt bedongen, anders dan voor het geval dat:
Dit houdt in dat een beding niet is toegestaan als het bepaalt dat het door de consument verschuldigde bedrag vervroegd opeisbaar wordt (de kredietgever het volledige bedrag eerder kan terugeisen). Er zijn echter uitzonderingen op dit verbod, namelijk in de volgende gevallen:
1°. de consument, die ten minste twee maanden achterstallig is in de betaling van een vervallen termijnbedrag, na in gebreke te zijn gesteld, nalatig blijft in de nakoming van zijn verplichtingen,
Een uitzondering geldt als de consument minstens twee maanden achterloopt met de betaling van een termijnbedrag dat betaald had moeten zijn (vervallen termijnbedrag). Bovendien moet de consument, nadat hij formeel is aangemaand (in gebreke is gesteld), nog steeds zijn verplichtingen niet nakomen (nalatig blijft).
2°. de consument zijn vaste woonplaats in Nederland heeft verlaten, dan wel redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de consument binnen enkele maanden zijn vaste woonplaats in Nederland zal verlaten,
Een uitzondering geldt als de consument zijn vaste woonplaats in Nederland heeft verlaten. Ook geldt de uitzondering als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de consument binnen enkele maanden zijn vaste woonplaats in Nederland zal verlaten.
3°. de consument is overleden en de kredietgever gegronde reden heeft om aan te nemen dat diens verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst niet zullen worden nagekomen,
Een uitzondering geldt als de consument is overleden. Daarnaast moet de kredietgever gegronde redenen hebben om aan te nemen dat de verplichtingen die uit de overeenkomst voortvloeien (uit hoofde van de overeenkomst) niet zullen worden nagekomen.
4°. de consument in staat van faillissement is komen te verkeren of ten aanzien van de consument de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard,
Een uitzondering geldt als de consument failliet is verklaard (in staat van faillissement is komen te verkeren). Ook geldt de uitzondering als de schuldsaneringsregeling voor natuurlijke personen op de consument van toepassing is verklaard.
5°. de consument de door hem onder eigendomsvoorbehoud gehouden of tot zekerheid verbonden zaak heeft verduisterd, of
Een uitzondering geldt als de consument een zaak heeft verduisterd die hij onder eigendomsvoorbehoud hield (de zaak was nog geen volledig eigendom van de consument) of die tot zekerheid was verbonden (als onderpand diende).
6°. de consument aan de kredietgever, met het oog op het aangaan van de overeenkomst, bewust onjuiste inlichtingen heeft verstrekt van dien aard, dat de kredietgever de overeenkomst niet of niet onder dezelfde voorwaarden zou hebben aangegaan indien hem de juiste stand van zaken bekend zou zijn geweest.
Een uitzondering geldt als de consument, met de bedoeling de overeenkomst aan te gaan, bewust onjuiste informatie (inlichtingen) aan de kredietgever heeft gegeven. Deze onjuiste informatie moet zodanig zijn (van dien aard) dat de kredietgever de overeenkomst niet, of niet onder dezelfde voorwaarden, zou hebben gesloten als hem de juiste feiten (de juiste stand van zaken) bekend waren geweest.
d. de kredietnemer enig recht op periodieke betaling, verschuldigd uit hoofde van loon of andere inkomsten uit arbeid, van uitkeringen als bedoeld in artikel 475c onder b-i van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, ter zake van een kredietovereenkomst op enigerlei wijze overdraagt, vervreemdt of bezwaart dan wel tot invordering daarvan een onherroepelijke volmacht, in welke vorm of onder welke benaming ook, verleent.
Dit houdt in dat een beding niet is toegestaan als de kredietnemer (de consument die krediet ontvangt) een recht op periodieke betalingen overdraagt, vervreemdt (verkoopt of weggeeft) of bezwaart (bijvoorbeeld als onderpand geeft). Het gaat hier om betalingen die verschuldigd zijn op basis van loon, andere inkomsten uit arbeid, of uitkeringen zoals genoemd in artikel 475c, onderdelen b tot en met i, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Dit verbod geldt specifiek in het kader van (ter zake van) een kredietovereenkomst. Ook is het niet toegestaan dat de kredietnemer een onherroepelijke volmacht verleent voor de invordering van deze betalingen, ongeacht de vorm of naam van die volmacht.
2. Lid 1, aanhef en onder d, geldt niet voor kredietverlening door een gemeentelijke kredietbank:
De regel genoemd in lid 1, beginnend met de aanhef en specifiek onderdeel d (betreffende de overdracht, vervreemding of bezwaring van periodieke betalingen), is niet van toepassing op kredietverlening door een gemeentelijke kredietbank in de volgende situaties:
a. waaraan als kredietnemer deelneemt:
Indien aan de kredietverlening door de gemeentelijke kredietbank de volgende personen als kredietnemer deelnemen:
1°. echtgenoten of geregistreerde partners als bedoeld in artikel 3 van de Participatiewet, van wie het gezamenlijk netto maandinkomen niet hoger is dan de norm genoemd in artikel 21, onderdeel b, van die wet;
Echtgenoten of geregistreerde partners, zoals gedefinieerd in artikel 3 van de Participatiewet, van wie het gezamenlijke netto maandinkomen niet hoger is dan de inkomensnorm die genoemd wordt in artikel 21, onderdeel b, van de Participatiewet.
2°. een alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 4, onderdeel b, van de Participatiewet, van wie het netto maandinkomen niet hoger is dan negentig procent van de norm bedoeld onder 1°;
Een alleenstaande ouder, zoals gedefinieerd in artikel 4, onderdeel b, van de Participatiewet, van wie het netto maandinkomen niet hoger is dan negentig procent van de inkomensnorm die bedoeld wordt onder punt 1° hierboven.
3°. een alleenstaande als bedoeld in artikel 4, onderdeel a, van de Participatiewet, van wie het netto maandinkomen niet hoger is dan zeventig procent van de norm bedoeld onder 1°;
Een alleenstaande, zoals gedefinieerd in artikel 4, onderdeel a, van de Participatiewet, van wie het netto maandinkomen niet hoger is dan zeventig procent van de inkomensnorm die bedoeld wordt onder punt 1° hierboven.
dan wel
b. in het kader van een regeling met betrekking tot de bestaande schuldenlast van een kredietnemer (saneringskrediet).
Of, indien de kredietverlening plaatsvindt als onderdeel van een regeling die gericht is op de bestaande schulden van een kredietnemer, ook wel een saneringskrediet genoemd.