Terug naar bibliotheek
Boek 7. Bijzondere overeenkomsten
Titel 5. Pacht
Afdeling 12. Bijzondere pachtovereenkomsten
Paragraaf 3. Pacht van geringe oppervlakten
Artikel 395

Artikel 395 (Pacht geringe oppervlakten uitzonderingen)

Laatste versie

1. De artikelen 313 lid 2, 317–329, 332, 333, 348 leden 2–4, 350, 363, 364 en 366–384 zijn niet van toepassing op pachtovereenkomsten betreffende los land dat niet groter is dan één hectare.

2. De grondkamer is bevoegd hetzij voor haar gehele ressort, hetzij voor een gedeelte daarvan, bij besluit voor een bepaalde tak van bodemcultuur de in het vorige lid genoemde oppervlakte te verlagen, doch niet tot minder dan 50 are. De besluiten van de grondkamer worden in de Nederlandse Staatscourant bekendgemaakt.

3. Dit besluit behoeft de goedkeuring van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

4. Overeenkomsten, in welke vorm en onder welke benaming ook aangegaan welke tot gevolg hebben dat door de ene partij aan de andere partij, – daaronder begrepen natuurlijke of rechtspersonen die in een samenwerkingsverband een landbouwbedrijf uitoefenen – tegen voldoening van een tegenprestatie los land in gebruik wordt gegeven ter uitoefening van de landbouw, gelden voor de toepassing van dit artikel als één overeenkomst. Voor de toepassing van dit artikel worden mede als één overeenkomst in aanmerking genomen die overeenkomsten waarvan op grond van feiten en omstandigheden moet worden aangenomen dat zij niet of voor een andere oppervlakte gesloten zouden zijn indien de oppervlaktegrenzen als bedoeld in dit artikel niet zouden zijn gesteld.

Uitleg in duidelijke taal

1. De artikelen 313 lid 2, 317–329, 332, 333, 348 leden 2–4, 350, 363, 364 en 366–384 zijn niet van toepassing op pachtovereenkomsten betreffende los land dat niet groter is dan één hectare.

Dit lid bepaalt dat een specifieke reeks wetsartikelen – namelijk artikel 313, tweede lid; de artikelen 317 tot en met 329; artikel 332; artikel 333; artikel 348, leden 2 tot en met 4; artikel 350; artikel 363; artikel 364; en de artikelen 366 tot en met 384 – niet van toepassing zijn op pachtovereenkomsten die betrekking hebben op los land waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan één hectare.

2. De grondkamer is bevoegd hetzij voor haar gehele ressort, hetzij voor een gedeelte daarvan, bij besluit voor een bepaalde tak van bodemcultuur de in het vorige lid genoemde oppervlakte te verlagen, doch niet tot minder dan 50 are. De besluiten van de grondkamer worden in de Nederlandse Staatscourant bekendgemaakt.

Dit lid stelt dat de grondkamer de bevoegdheid heeft om, voor haar volledige werkgebied (ressort) of een deel daarvan, via een besluit de in het eerste lid vermelde oppervlakte van één hectare te verkleinen voor een specifieke vorm van bodemgebruik (tak van bodemcultuur). Deze verlaging mag echter niet resulteren in een oppervlakte kleiner dan 50 are. Verder staat hier dat de besluiten die de grondkamer neemt, gepubliceerd moeten worden in de Nederlandse Staatscourant.

3. Dit besluit behoeft de goedkeuring van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Dit lid geeft aan dat een besluit zoals genoemd in het tweede lid, goedkeuring vereist van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

4. Overeenkomsten, in welke vorm en onder welke benaming ook aangegaan welke tot gevolg hebben dat door de ene partij aan de andere partij, – daaronder begrepen natuurlijke of rechtspersonen die in een samenwerkingsverband een landbouwbedrijf uitoefenen – tegen voldoening van een tegenprestatie los land in gebruik wordt gegeven ter uitoefening van de landbouw, gelden voor de toepassing van dit artikel als één overeenkomst. Voor de toepassing van dit artikel worden mede als één overeenkomst in aanmerking genomen die overeenkomsten waarvan op grond van feiten en omstandigheden moet worden aangenomen dat zij niet of voor een andere oppervlakte gesloten zouden zijn indien de oppervlaktegrenzen als bedoeld in dit artikel niet zouden zijn gesteld.

Dit lid bepaalt dat voor de toepassing van dit artikel alle overeenkomsten, ongeacht hun vorm of naam, die ertoe leiden dat de ene partij los land aan een andere partij (inclusief natuurlijke personen of rechtspersonen die samen een landbouwbedrijf exploiteren) in gebruik geeft voor landbouwdoeleinden tegen een tegenprestatie, als één enkele overeenkomst worden beschouwd. Dit lid stelt verder dat ook overeenkomsten waarvan, op basis van feiten en omstandigheden, aangenomen moet worden dat ze niet, of voor een andere oppervlakte, gesloten zouden zijn als de in dit artikel genoemde oppervlaktegrenzen niet bestonden, eveneens als één overeenkomst worden aangemerkt voor de toepassing van dit artikel.

Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd

1 uitspraak gevonden