Artikel 226 (Overgang huur bij overdracht verhuurde zaken)
1. Overdracht van de zaak waarop de huurovereenkomst betrekking heeft en vestiging of overdracht van een zelfstandig recht van vruchtgebruik, erfpacht of opstal op de zaak waarop de huurovereenkomst betrekking heeft, door de verhuurder doen de rechten en verplichtingen van de verhuurder uit de huurovereenkomst, die daarna opeisbaar worden, overgaan op de verkrijger.
2. Overdracht door een schuldeiser van de verhuurder wordt met overdracht door de verhuurder gelijkgesteld.
3. De verkrijger wordt slechts gebonden door die bedingen van de huurovereenkomst, die onmiddellijk verband houden met het doen hebben van het gebruik van de zaak tegen een door de huurder te betalen tegenprestatie.
4. Bij huur van een gebouwde onroerende zaak of een gedeelte daarvan alsmede van een woonwagen in de zin van artikel 235, van een standplaats in de zin van artikel 236 en van een ligplaats in de zin van artikel 236a, kan niet van de voorgaande leden worden afgeweken.
Uitleg in duidelijke taal
1. Overdracht van de zaak waarop de huurovereenkomst betrekking heeft en vestiging of overdracht van een zelfstandig recht van vruchtgebruik, erfpacht of opstal op de zaak waarop de huurovereenkomst betrekking heeft, door de verhuurder doen de rechten en verplichtingen van de verhuurder uit de huurovereenkomst, die daarna opeisbaar worden, overgaan op de verkrijger.
Dit betekent dat wanneer de verhuurder de zaak (bijvoorbeeld een woning of bedrijfsruimte) waar de huurovereenkomst over gaat, overdraagt aan een ander, of wanneer de verhuurder op die zaak een zelfstandig recht van vruchtgebruik, erfpacht of opstal vestigt of overdraagt, de rechten en verplichtingen die voor de verhuurder uit de huurovereenkomst voortvloeien en die na deze overdracht of vestiging opeisbaar worden, overgaan op de nieuwe eigenaar of de partij die het recht verkrijgt (de verkrijger).
2. Overdracht door een schuldeiser van de verhuurder wordt met overdracht door de verhuurder gelijkgesteld.
Dit houdt in dat een overdracht van de verhuurde zaak door een schuldeiser van de verhuurder (bijvoorbeeld bij een gedwongen verkoop) dezelfde juridische gevolgen heeft voor de huurovereenkomst als een overdracht door de verhuurder zelf. De rechten en verplichtingen van de verhuurder gaan ook dan over op de verkrijger.
3. De verkrijger wordt slechts gebonden door die bedingen van de huurovereenkomst, die onmiddellijk verband houden met het doen hebben van het gebruik van de zaak tegen een door de huurder te betalen tegenprestatie.
Dit betekent dat de nieuwe eigenaar of verkrijger alleen gebonden is aan die afspraken (bedingen) in de huurovereenkomst die direct te maken hebben met het ter beschikking stellen van de gehuurde zaak voor gebruik door de huurder, en de betaling van de huurprijs (tegenprestatie) door de huurder daarvoor. Andere afspraken die niet direct met dit kerngebruik en de tegenprestatie te maken hebben, binden de verkrijger niet automatisch.
4. Bij huur van een gebouwde onroerende zaak of een gedeelte daarvan alsmede van een woonwagen in de zin van artikel 235, van een standplaats in de zin van artikel 236 en van een ligplaats in de zin van artikel 236a, kan niet van de voorgaande leden worden afgeweken.
Dit stelt dat voor de huur van een gebouwde onroerende zaak (zoals een huis of kantoorpand) of een deel daarvan, en ook voor de huur van een woonwagen (zoals omschreven in artikel 7:235 BW), een standplaats (voor een woonwagen, zoals omschreven in artikel 7:236 BW) en een ligplaats (voor bijvoorbeeld een woonboot, zoals omschreven in artikel 7:236a BW), de regels in de leden 1, 2 en 3 van dit artikel dwingend zijn. Partijen mogen in de huurovereenkomst dus geen afspraken maken die hiervan afwijken.