Terug naar bibliotheek
Boek 6. Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht
Titel 1. Verbintenissen in het algemeen
Afdeling 6. Nakoming van verbintenissen
Artikel 40

Artikel 40 (Verval recht op tijdsbepaling schuldenaar)

Laatste versie

De schuldenaar kan de tijdsbepaling niet meer inroepen: a. wanneer hij in staat van faillissement is verklaard of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard; b. wanneer hij in gebreke blijft de door hem toegezegde zekerheid te verschaffen; c. wanneer door een aan hem toe te rekenen oorzaak de voor de vordering gestelde zekerheid verminderd is, tenzij het overgeblevene nog een voldoende waarborg voor de voldoening oplevert.

Uitleg in duidelijke taal

De schuldenaar kan de tijdsbepaling niet meer inroepen:

Dit betekent dat de persoon die een schuld heeft (de schuldenaar) zich in bepaalde hieronder genoemde situaties niet langer kan beroepen op een eerder afgesproken termijn (de tijdsbepaling) waarbinnen hij de schuld moest voldoen.

a. wanneer hij in staat van faillissement is verklaard of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard;

Dit is het geval wanneer de schuldenaar officieel failliet is verklaard (in staat van faillissement is verklaard), of wanneer ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard.

b. wanneer hij in gebreke blijft de door hem toegezegde zekerheid te verschaffen;

Dit geldt ook wanneer de schuldenaar nalaat (in gebreke blijft) om de zekerheid die hij had beloofd te geven (de door hem toegezegde zekerheid te verschaffen).

c. wanneer door een aan hem toe te rekenen oorzaak de voor de vordering gestelde zekerheid verminderd is, tenzij het overgeblevene nog een voldoende waarborg voor de voldoening oplevert.

En dit is tevens het geval wanneer de zekerheid die voor de schuld (vordering) was gegeven (gestelde zekerheid), minder waard is geworden door een oorzaak die aan de schuldenaar te wijten is (een aan hem toe te rekenen oorzaak), tenzij wat er van de zekerheid overblijft (het overgeblevene) nog steeds voldoende garantie (waarborg) biedt dat de schuld betaald zal worden (voor de voldoening oplevert).