Terug naar bibliotheek
Boek 6. Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht
Titel 1. Verbintenissen in het algemeen
Afdeling 3. Pluraliteit van schuldeisers
Artikel 15

Artikel 15 (Vorderingsrecht bij meerdere schuldeisers)

Laatste versie

1. Is een prestatie aan twee of meer schuldeisers verschuldigd, dan heeft ieder van hen een vorderingsrecht voor een gelijk deel, tenzij uit wet, gewoonte of rechtshandeling voortvloeit dat de prestatie hun voor ongelijke delen toekomt of dat zij gezamenlijk één vorderingsrecht hebben.

2. Is de prestatie ondeelbaar of valt het recht daarop in een gemeenschap, dan hebben zij gezamenlijk één vorderingsrecht.

3. Aan de schuldenaar kan niet worden tegengeworpen dat het vorderingsrecht in een gemeenschap valt, wanneer dit recht voortspruit uit een overeenkomst die hij met de deelgenoten heeft gesloten, maar hij niet wist noch behoefde te weten dat dit recht van die gemeenschap ging deel uitmaken.

Uitleg in duidelijke taal

1. Is een prestatie aan twee of meer schuldeisers verschuldigd, dan heeft ieder van hen een vorderingsrecht voor een gelijk deel, tenzij uit wet, gewoonte of rechtshandeling voortvloeit dat de prestatie hun voor ongelijke delen toekomt of dat zij gezamenlijk één vorderingsrecht hebben.

Dit lid stelt dat indien een prestatie aan twee of meer schuldeisers verschuldigd is, elke schuldeiser een vorderingsrecht heeft voor een gelijk deel. Dit is niet het geval indien uit de wet, gewoonte of een rechtshandeling voortvloeit dat de prestatie hen voor ongelijke delen toekomt, of dat zij gezamenlijk één vorderingsrecht bezitten.

2. Is de prestatie ondeelbaar of valt het recht daarop in een gemeenschap, dan hebben zij gezamenlijk één vorderingsrecht.

Dit lid bepaalt dat indien de prestatie ondeelbaar is, of indien het recht op die prestatie in een gemeenschap valt, de schuldeisers gezamenlijk één vorderingsrecht hebben.

3. Aan de schuldenaar kan niet worden tegengeworpen dat het vorderingsrecht in een gemeenschap valt, wanneer dit recht voortspruit uit een overeenkomst die hij met de deelgenoten heeft gesloten, maar hij niet wist noch behoefde te weten dat dit recht van die gemeenschap ging deel uitmaken.

Dit lid stelt dat de schuldenaar niet kan worden geconfronteerd met het feit dat het vorderingsrecht in een gemeenschap valt, als aan twee voorwaarden is voldaan: ten eerste, het vorderingsrecht moet voortspruiten uit een overeenkomst die de schuldenaar met de deelgenoten heeft gesloten, en ten tweede, de schuldenaar wist niet en behoefde ook niet te weten dat dit recht van die gemeenschap ging deel uitmaken.