Artikel 146 (Schuldenaarsverweer na overdracht toonder- en ordervorderingen)
1. Na een overdracht overeenkomstig artikel 93 van Boek 3 van een vordering aan toonder of aan order kan de schuldenaar een verweermiddel, gegrond op zijn verhouding tot een vorige schuldeiser, niet tegenwerpen aan de verkrijger en diens rechtsopvolgers, tenzij op het tijdstip van de overdracht het verweermiddel bekend was aan de verkrijger of voor hem kenbaar was uit het papier.
2. Een beroep op onbekwaamheid of onbevoegdheid kan ook jegens een daarmee niet bekende verkrijger worden gedaan, indien zij ten tijde van zijn verkrijging kenbaar was uit een in een openbaar register opgenomen inschrijving, bij of krachtens de wet voorgeschreven teneinde kennisneming mogelijk te maken van de feiten waarop de onbevoegdheid of onbekwaamheid berust.
Uitleg in duidelijke taal
1. Na een overdracht overeenkomstig artikel 93 van Boek 3 van een vordering aan toonder of aan order kan de schuldenaar een verweermiddel, gegrond op zijn verhouding tot een vorige schuldeiser, niet tegenwerpen aan de verkrijger en diens rechtsopvolgers, tenzij op het tijdstip van de overdracht het verweermiddel bekend was aan de verkrijger of voor hem kenbaar was uit het papier.
Dit lid bepaalt dat nadat een vordering aan toonder of een vordering aan order is overgedragen overeenkomstig artikel 93 van Boek 3, de schuldenaar een verweermiddel, dat gegrond is op zijn verhouding tot een vorige schuldeiser, niet kan tegenwerpen aan de verkrijger en diens rechtsopvolgers. Een uitzondering hierop geldt indien op het tijdstip van de overdracht het verweermiddel bekend was aan de verkrijger of voor hem kenbaar was uit het papier.
2. Een beroep op onbekwaamheid of onbevoegdheid kan ook jegens een daarmee niet bekende verkrijger worden gedaan, indien zij ten tijde van zijn verkrijging kenbaar was uit een in een openbaar register opgenomen inschrijving, bij of krachtens de wet voorgeschreven teneinde kennisneming mogelijk te maken van de feiten waarop de onbevoegdheid of onbekwaamheid berust.
Dit lid stelt dat een schuldenaar een beroep op onbekwaamheid of onbevoegdheid ook kan doen jegens een daarmee niet bekende verkrijger. Dit is mogelijk indien deze onbekwaamheid of onbevoegdheid ten tijde van zijn verkrijging kenbaar was uit een in een openbaar register opgenomen inschrijving. Deze inschrijving moet dan wel bij of krachtens de wet voorgeschreven zijn, teneinde kennisneming mogelijk te maken van de feiten waarop de onbevoegdheid of onbekwaamheid berust.