Burgerlijk Wetboek Boek 5

1. De vergadering van eigenaars is bevoegd regels te stellen betreffende het gebruik van de gedeelten die niet bestemd zijn als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, voor zover het reglement daarover geen bepalingen bevat.

Dit betekent dat de vergadering van eigenaars de bevoegdheid heeft om regels op te stellen over het gebruik van de gedeelten die niet bestemd zijn als afzonderlijk geheel te worden gebruikt (dat zijn de gemeenschappelijke ruimten zoals gangen, liften, tuinen, etc.). Deze bevoegdheid geldt alleen voor zover het reglement (de splitsingsakte en het modelreglement) daarover geen bepalingen bevat.

2. Iedere appartementseigenaar kan een gebruiker vragen te verklaren of hij bereid is een in het vorige lid bedoelde regel na te leven. Is de gebruiker daartoe niet bereid of verklaart hij zich niet, dan kan de kantonrechter binnen wiens rechtsgebied het gebouw of het grootste gedeelte daarvan is gelegen, op verzoek van iedere appartementseigenaar beslissen dat de regel ten aanzien van de gebruiker komt te gelden.

Dit lid stelt dat elke appartementseigenaar een gebruiker (bijvoorbeeld een huurder of een ander persoon die een privégedeelte gebruikt zonder eigenaar te zijn) mag vragen om te verklaren of hij bereid is een in het vorige lid bedoelde regel na te leven. Als de gebruiker daartoe niet bereid is of verklaart hij zich niet (geeft geen antwoord), dan kan de kantonrechter ingrijpen. Dit gebeurt op verzoek van iedere appartementseigenaar. De kantonrechter binnen wiens rechtsgebied het gebouw of het grootste gedeelte daarvan is gelegen, kan dan beslissen dat de regel ten aanzien van de gebruiker komt te gelden (wat betekent dat de regel dan ook voor die specifieke gebruiker van toepassing wordt verklaard).