Artikel 100 (Retentierecht erfpachter en eigenaar)
1. De erfpachter heeft een retentierecht op de in erfpacht uitgegeven zaak totdat hem de verschuldigde vergoeding is betaald.
2. Ieder van het vorige lid afwijkend beding is nietig.
3. De eigenaar heeft een retentierecht op hetgeen de erfpachter mocht hebben afgebroken, totdat hem hetgeen hij uit hoofde van de erfpacht heeft te vorderen is voldaan.
Uitleg in duidelijke taal
1. De erfpachter heeft een retentierecht op de in erfpacht uitgegeven zaak totdat hem de verschuldigde vergoeding is betaald.
Dit betekent dat de erfpachter het recht heeft om de zaak die hem in erfpacht is gegeven, onder zich te houden (retentierecht) totdat de vergoeding die hem verschuldigd is, aan hem is betaald.
2. Ieder van het vorige lid afwijkend beding is nietig.
Dit betekent dat elke afspraak (beding) die afwijkt van wat in het voorgaande lid (lid 1) is bepaald, ongeldig is (nietig).
3. De eigenaar heeft een retentierecht op hetgeen de erfpachter mocht hebben afgebroken, totdat hem hetgeen hij uit hoofde van de erfpacht heeft te vorderen is voldaan.
Dit betekent dat de eigenaar het recht heeft om datgene wat de erfpachter eventueel heeft afgebroken of verwijderd (hetgeen de erfpachter mocht hebben afgebroken), onder zich te houden (retentierecht). Dit recht duurt voort totdat aan de eigenaar is betaald (voldaan) wat hij op grond van (uit hoofde van) de erfpacht nog van de erfpachter tegoed heeft (te vorderen).