Terug naar bibliotheek
Boek 4. Erfrecht
Titel 6. Gevolgen van de erfopvolging
Afdeling 3. Vereffening van de nalatenschap
Artikel 209

Artikel 209 (Kosteloze of opheffing vereffening geringe baten)

Laatste versie

1. Indien de geringe waarde der baten van een nalatenschap daartoe aanleiding geeft, kan de kantonrechter op verzoek van de vereffenaar of een belanghebbende hetzij de kosteloze vereffening van de nalatenschap, hetzij de opheffing van de vereffening bevelen. Op een verzoek tot opheffing wordt de verzoeker gehoord of behoorlijk opgeroepen, alsmede voor zover zij bestaan en bekend zijn, de erfgenamen, de vereffenaar en de boedelnotaris. Indien een rechter-commissaris is benoemd, komt de in de eerste zin bedoelde bevoegdheid, op voordracht van de rechter-commissaris, aan de rechtbank toe.

2. Bij het bevel tot opheffing van de vereffening stelt de kantonrechter onderscheidenlijk de rechtbank tevens het bedrag der reeds gemaakte vereffeningskosten vast, en brengt dat ten laste van de boedel of, wanneer de boedel daartoe onvoldoende is, ten laste van de erfgenamen, voor zover dezen met hun gehele vermogen aansprakelijk zijn.

3. Na de opheffing is artikel 226 van overeenkomstige toepassing.

4. De opheffing wordt op dezelfde wijze als de benoeming van een vereffenaar ingeschreven en bekend gemaakt.

5. Indien na de opheffing van een vereffening de benoeming van een vereffenaar wordt verzocht, is de verzoeker verplicht aan te tonen dat er voldoende baten aanwezig zijn om de kosten van de vereffening te bestrijden.

Uitleg in duidelijke taal

1. Indien de geringe waarde der baten van een nalatenschap daartoe aanleiding geeft, kan de kantonrechter op verzoek van de vereffenaar of een belanghebbende hetzij de kosteloze vereffening van de nalatenschap, hetzij de opheffing van de vereffening bevelen. Op een verzoek tot opheffing wordt de verzoeker gehoord of behoorlijk opgeroepen, alsmede voor zover zij bestaan en bekend zijn, de erfgenamen, de vereffenaar en de boedelnotaris. Indien een rechter-commissaris is benoemd, komt de in de eerste zin bedoelde bevoegdheid, op voordracht van de rechter-commissaris, aan de rechtbank toe.

Dit betekent dat als de bezittingen (baten) van een nalatenschap van geringe waarde zijn en dit een reden (aanleiding) vormt, de kantonrechter – op verzoek van de vereffenaar of een belanghebbende – kan bevelen dat ofwel de kosteloze vereffening van de nalatenschap plaatsvindt, ofwel dat de vereffening wordt opgeheven. Wanneer een verzoek tot opheffing wordt ingediend, wordt de verzoeker gehoord of behoorlijk opgeroepen. Dit geldt ook, voor zover zij bestaan en bekend zijn, voor de erfgenamen, de vereffenaar en de boedelnotaris. Als er een rechter-commissaris is benoemd, dan heeft de rechtbank, op voordracht van de rechter-commissaris, de bevoegdheid die in de eerste zin is genoemd.

2. Bij het bevel tot opheffing van de vereffening stelt de kantonrechter onderscheidenlijk de rechtbank tevens het bedrag der reeds gemaakte vereffeningskosten vast, en brengt dat ten laste van de boedel of, wanneer de boedel daartoe onvoldoende is, ten laste van de erfgenamen, voor zover dezen met hun gehele vermogen aansprakelijk zijn.

Dit houdt in dat wanneer de kantonrechter of de rechtbank (onderscheidenlijk) beveelt de vereffening op te heffen, zij tevens het bedrag van de reeds gemaakte vereffeningskosten vaststellen. Deze kosten komen ten laste van de boedel. Als de boedel onvoldoende is om deze kosten te dekken, komen ze ten laste van de erfgenamen, maar alleen voor zover de erfgenamen met hun gehele vermogen aansprakelijk zijn.

3. Na de opheffing is artikel 226 van overeenkomstige toepassing.

Dit betekent dat nadat de vereffening is opgeheven, artikel 226 op een vergelijkbare manier (van overeenkomstige toepassing) geldt.

4. De opheffing wordt op dezelfde wijze als de benoeming van een vereffenaar ingeschreven en bekend gemaakt.

Dit bepaalt dat de opheffing van de vereffening op dezelfde manier moet worden ingeschreven en bekendgemaakt als de benoeming van een vereffenaar.

5. Indien na de opheffing van een vereffening de benoeming van een vereffenaar wordt verzocht, is de verzoeker verplicht aan te tonen dat er voldoende baten aanwezig zijn om de kosten van de vereffening te bestrijden.

Dit betekent dat als er na de opheffing van een vereffening opnieuw om de benoeming van een vereffenaar wordt verzocht, de persoon die dit verzoek doet (de verzoeker) moet aantonen dat er voldoende baten in de nalatenschap aanwezig zijn om de kosten van de (nieuwe) vereffening te dekken (bestrijden).

Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd

1 uitspraak gevonden