Artikel 187 (Verklaring van erfrecht en goede trouw)
1. Hij die is afgegaan op de in een verklaring van erfrecht vermelde feiten, geldt te dezen aanzien als te goeder trouw.
2. Een schuldenaar die, afgaande op de in een verklaring van erfrecht vermelde feiten, heeft betaald aan iemand die niet bevoegd was de betaling te ontvangen, kan aan degene aan wie betaald moest worden, tegenwerpen dat hij bevrijdend heeft betaald.
3. Het in de vorige leden bepaalde lijdt uitzondering, indien degene die op de verklaring is afgegaan, wist of door grove nalatigheid niet wist, dat de inhoud van de verklaring niet met de werkelijkheid overeenstemt.
Uitleg in duidelijke taal
1. Hij die is afgegaan op de in een verklaring van erfrecht vermelde feiten, geldt te dezen aanzien als te goeder trouw.
Dit betekent dat een persoon die heeft gehandeld op basis van (is afgegaan op) de feiten die zijn genoemd (vermelde feiten) in een verklaring van erfrecht, met betrekking tot deze handeling (te dezen aanzien) wordt beschouwd als handelend te goeder trouw.
2. Een schuldenaar die, afgaande op de in een verklaring van erfrecht vermelde feiten, heeft betaald aan iemand die niet bevoegd was de betaling te ontvangen, kan aan degene aan wie betaald moest worden, tegenwerpen dat hij bevrijdend heeft betaald.
Dit lid stelt dat een schuldenaar die, vertrouwend op (afgaande op) de feiten vermeld in een verklaring van erfrecht, betaald heeft aan een persoon die niet gerechtigd was (niet bevoegd was) de betaling te ontvangen, zich tegenover de werkelijke schuldeiser kan beroepen (tegenwerpen) op het feit dat hij door deze betaling van zijn schuld is bevrijd (bevrijdend heeft betaald).
3. Het in de vorige leden bepaalde lijdt uitzondering, indien degene die op de verklaring is afgegaan, wist of door grove nalatigheid niet wist, dat de inhoud van de verklaring niet met de werkelijkheid overeenstemt.
Dit lid geeft een uitzondering op wat in de voorgaande leden (lid 1 en 2) is bepaald. Deze uitzondering is van toepassing als de persoon die heeft gehandeld op basis van (is afgegaan op) de verklaring van erfrecht, wist, of door ernstige onoplettendheid (grove nalatigheid) niet wist, dat de inhoud van die verklaring niet klopte (niet met de werkelijkheid overeenstemt).