Terug naar bibliotheek
Boek 4. Erfrecht
Titel 3. Het erfrecht bij versterf van de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot en van de kinderen alsmede andere wettelijke rechten
Afdeling 1. Het erfrecht bij versterf van de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot en van de kinderen
Artikel 18

Artikel 18 (Ongedaanmaking wettelijke verdeling door echtgenoot)

Laatste versie

1. De echtgenoot kan binnen drie maanden vanaf de dag waarop de nalatenschap is opengevallen, door middel van een verklaring bij notariële akte, binnen die termijn gevolgd door inschrijving in het boedelregister, de verdeling overeenkomstig artikel 13 ongedaan maken. In naam van de echtgenoot kan de verklaring slechts krachtens uitdrukkelijke voor dit doel afgegeven schriftelijke volmacht worden afgelegd.

2. De verklaring werkt terug tot het tijdstip van het openvallen der nalatenschap. Voor het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn verkregen rechten van derden, mede-erfgenamen daaronder begrepen, worden geëerbiedigd. Indien de echtgenoot voor het afleggen van de verklaring op de voet van artikel 13 lid 2 betalingen heeft gedaan, worden deze tussen de echtgenoot en de kinderen verrekend.

3. De omstandigheid dat de echtgenoot onder curatele staat of dat de goederen die deze uit de nalatenschap van de erflater verkrijgt onder een bewind vallen, staat aan uitoefening van de in lid 1 bedoelde bevoegdheid niet in de weg. De bevoegdheid wordt alsdan uitgeoefend overeenkomstig de regels die voor de curatele onderscheidenlijk het desbetreffende bewind gelden. Is de echtgenoot in staat van faillissement verklaard, is ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing verklaard dan wel aan hem surseance van betaling verleend, dan wordt deze bevoegdheid uitgeoefend door de curator, door de bewindvoerder, onderscheidenlijk door de echtgenoot met medewerking van de bewindvoerder.

4. Indien ten aanzien van de erflater afdeling 2 of 3 van titel 18 van Boek 1 is toegepast, loopt de in lid 1 genoemde termijn van drie maanden vanaf de dag waarop de beschikking, bedoeld in artikel 417 lid 1 onderscheidenlijk artikel 427 lid 1 van Boek 1, in kracht van gewijsde is gegaan.

Uitleg in duidelijke taal

1. De echtgenoot kan binnen drie maanden vanaf de dag waarop de nalatenschap is opengevallen, door middel van een verklaring bij notariële akte, binnen die termijn gevolgd door inschrijving in het boedelregister, de verdeling overeenkomstig artikel 13 ongedaan maken. In naam van de echtgenoot kan de verklaring slechts krachtens uitdrukkelijke voor dit doel afgegeven schriftelijke volmacht worden afgelegd.

Dit lid bepaalt dat de echtgenoot de bevoegdheid heeft om, binnen een termijn van drie maanden gerekend vanaf de dag dat de nalatenschap is opengevallen, de wettelijke verdeling zoals bedoeld in artikel 13 van Boek 4 Burgerlijk Wetboek ongedaan te maken. Deze ongedaanmaking geschiedt door middel van een verklaring die is opgenomen in een notariële akte. Deze akte moet vervolgens binnen diezelfde termijn van drie maanden worden ingeschreven in het boedelregister. Indien de verklaring tot ongedaanmaking namens de echtgenoot wordt afgelegd, is dit uitsluitend toegestaan op grond van een uitdrukkelijke schriftelijke volmacht die specifiek voor dit doel is verstrekt.

2. De verklaring werkt terug tot het tijdstip van het openvallen der nalatenschap. Voor het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn verkregen rechten van derden, mede-erfgenamen daaronder begrepen, worden geëerbiedigd. Indien de echtgenoot voor het afleggen van de verklaring op de voet van artikel 13 lid 2 betalingen heeft gedaan, worden deze tussen de echtgenoot en de kinderen verrekend.

Dit lid stelt dat de verklaring tot ongedaanmaking terugwerkende kracht heeft tot het moment waarop de nalatenschap is opengevallen. Rechten die derden, met inbegrip van mede-erfgenamen, hebben verkregen vóór het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn van drie maanden, moeten worden gerespecteerd. Mocht de echtgenoot, voordat de verklaring tot ongedaanmaking is afgelegd, betalingen hebben verricht op basis van artikel 13 lid 2 (betreffende de geldvorderingen van de kinderen), dan dienen deze betalingen te worden verrekend tussen de echtgenoot en de kinderen.

3. De omstandigheid dat de echtgenoot onder curatele staat of dat de goederen die deze uit de nalatenschap van de erflater verkrijgt onder een bewind vallen, staat aan uitoefening van de in lid 1 bedoelde bevoegdheid niet in de weg. De bevoegdheid wordt alsdan uitgeoefend overeenkomstig de regels die voor de curatele onderscheidenlijk het desbetreffende bewind gelden. Is de echtgenoot in staat van faillissement verklaard, is ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing verklaard dan wel aan hem surseance van betaling verleend, dan wordt deze bevoegdheid uitgeoefend door de curator, door de bewindvoerder, onderscheidenlijk door de echtgenoot met medewerking van de bewindvoerder.

Dit lid verduidelijkt dat de bevoegdheid van de echtgenoot om de wettelijke verdeling ongedaan te maken (zoals beschreven in lid 1) niet wordt belemmerd door het feit dat de echtgenoot onder curatele staat, of dat de goederen die de echtgenoot uit de nalatenschap van de erflater verkrijgt onder een bewind zijn gesteld. In dergelijke situaties wordt de bevoegdheid tot ongedaanmaking uitgeoefend conform de regels die van toepassing zijn op respectievelijk de curatele of het betreffende bewind. Indien de echtgenoot failliet is verklaard, de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen op hem van toepassing is verklaard, of aan hem surseance van betaling is verleend, dan wordt deze bevoegdheid tot ongedaanmaking uitgeoefend door de curator (in geval van faillissement), door de bewindvoerder (in geval van schuldsanering), respectievelijk door de echtgenoot zelf met medewerking van de bewindvoerder (in geval van surseance van betaling).

4. Indien ten aanzien van de erflater afdeling 2 of 3 van titel 18 van Boek 1 is toegepast, loopt de in lid 1 genoemde termijn van drie maanden vanaf de dag waarop de beschikking, bedoeld in artikel 417 lid 1 onderscheidenlijk artikel 427 lid 1 van Boek 1, in kracht van gewijsde is gegaan.

Dit lid preciseert dat wanneer ten aanzien van de erflater afdeling 2 (vermissing en de gevolgen daarvan) of afdeling 3 (vaststelling van overlijden in bepaalde gevallen) van titel 18 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek is toegepast, de in lid 1 genoemde termijn van drie maanden voor het ongedaan maken van de wettelijke verdeling aanvangt op de dag dat de rechterlijke beschikking, als bedoeld in artikel 417 lid 1 (verklaring van vermoedelijk overlijden) of artikel 427 lid 1 (vaststelling van overlijden) van Boek 1, onherroepelijk is geworden (in kracht van gewijsde is gegaan).