Artikel 128 (Toepassing regels legatarissen op bevoordeelden ex 126)
Hetgeen met betrekking tot legatarissen is bepaald in de artikelen 29 lid 3 en 30 lid 3 is van overeenkomstige toepassing op degenen die zijn bevoordeeld door een handeling als bedoeld in artikel 126. Met gelegateerde goederen als bedoeld in artikel 30 lid 5 worden gelijkgesteld goederen die zijn verkregen krachtens een handeling als bedoeld in artikel 126. Hetgeen met betrekking tot legatarissen is bepaald in de artikelen 216 en 220 lid 3 is van overeenkomstige toepassing op degenen die zijn bevoordeeld door een handeling als bedoeld in artikel 126 leden 1 en 2, onder c, alsmede, voor zover dit niet, alle omstandigheden in aanmerking genomen, onredelijk is, door een handeling als bedoeld in artikel 126 lid 2, onder b.
Uitleg in duidelijke taal
Hetgeen met betrekking tot legatarissen is bepaald in de artikelen 29 lid 3 en 30 lid 3 is van overeenkomstige toepassing op degenen die zijn bevoordeeld door een handeling als bedoeld in artikel 126. Met gelegateerde goederen als bedoeld in artikel 30 lid 5 worden gelijkgesteld goederen die zijn verkregen krachtens een handeling als bedoeld in artikel 126. Hetgeen met betrekking tot legatarissen is bepaald in de artikelen 216 en 220 lid 3 is van overeenkomstige toepassing op degenen die zijn bevoordeeld door een handeling als bedoeld in artikel 126 leden 1 en 2, onder c, alsmede, voor zover dit niet, alle omstandigheden in aanmerking genomen, onredelijk is, door een handeling als bedoeld in artikel 126 lid 2, onder b.
De bepalingen die in de artikelen 29 lid 3 en 30 lid 3 zijn vastgelegd met betrekking tot legatarissen, zijn op een vergelijkbare manier van toepassing op personen die zijn bevoordeeld door een handeling zoals bedoeld in artikel 126. Goederen die zijn verkregen op grond van een handeling als bedoeld in artikel 126, worden gelijkgesteld met gelegateerde goederen zoals bedoeld in artikel 30 lid 5. De bepalingen die in de artikelen 216 en 220 lid 3 zijn vastgelegd met betrekking tot legatarissen, zijn eveneens op een vergelijkbare manier van toepassing op personen die zijn bevoordeeld door een handeling als bedoeld in artikel 126 leden 1 en 2, onder c. Deze bepalingen zijn ook van toepassing op degenen die zijn bevoordeeld door een handeling als bedoeld in artikel 126 lid 2, onder b, tenzij dit, alle omstandigheden in aanmerking genomen, onredelijk is.