Artikel 126 (Giften en handelingen als legaten)
1. Een schenking of andere gift wordt, voor zover deze de strekking heeft dat zij pas na het overlijden van de schenker of gever wordt uitgevoerd, en zij niet reeds tijdens het leven van de schenker of gever is uitgevoerd, voor de toepassing van hetgeen in dit Boek is bepaald betreffende inkorting en vermindering aangemerkt als een legaat ten laste van de gezamenlijke erfgenamen. In afwijking van de artikelen 87 lid 2 en 120 lid 3 komt de schenking of andere gift, indien daarbij niet anders is bepaald, als laatste voor inkorting en vermindering in aanmerking. Kan de schenking of andere gift tot aan het overlijden van de schenker of gever worden herroepen, dan mist de tweede zin toepassing.
2. Lid 1 is van overeenkomstige toepassing op:
a. een beding dat een goed van een der partijen onder opschortende voorwaarde of onder opschortende tijdsbepaling zonder redelijke tegenprestatie op een ander overgaat of kan overgaan, voor zover het beding wordt toegepast in geval van overlijden van degene aan wie het goed toebehoort; wederkerigheid van het beding geldt niet als tegenprestatie; b. een begunstiging bij een sommenverzekering, voor zover de uitkering die door het overlijden van de verzekeringnemer verschuldigd wordt, als een gift geldt; c. een omzetting van een natuurlijke verbintenis in een rechtens afdwingbare, voor zover deze de strekking heeft dat de verbintenis pas na het overlijden van de schuldenaar zal worden nagekomen, en deze verbintenis niet reeds tijdens diens leven is nagekomen.
3. De artikelen 66 en 68 zijn van overeenkomstige toepassing.
Uitleg in duidelijke taal
1. Een schenking of andere gift wordt, voor zover deze de strekking heeft dat zij pas na het overlijden van de schenker of gever wordt uitgevoerd, en zij niet reeds tijdens het leven van de schenker of gever is uitgevoerd, voor de toepassing van hetgeen in dit Boek is bepaald betreffende inkorting en vermindering aangemerkt als een legaat ten laste van de gezamenlijke erfgenamen. In afwijking van de artikelen 87 lid 2 en 120 lid 3 komt de schenking of andere gift, indien daarbij niet anders is bepaald, als laatste voor inkorting en vermindering in aanmerking. Kan de schenking of andere gift tot aan het overlijden van de schenker of gever worden herroepen, dan mist de tweede zin toepassing.
2. Lid 1 is van overeenkomstige toepassing op:
Dit betekent dat de regels zoals uiteengezet in lid 1 op een vergelijkbare manier gelden voor de volgende situaties:
a. een beding dat een goed van een der partijen onder opschortende voorwaarde of onder opschortende tijdsbepaling zonder redelijke tegenprestatie op een ander overgaat of kan overgaan, voor zover het beding wordt toegepast in geval van overlijden van degene aan wie het goed toebehoort; wederkerigheid van het beding geldt niet als tegenprestatie;
Dit betreft een afspraak (beding) waarbij een goed van de ene partij overgaat of kan overgaan naar een andere partij zonder dat daar een redelijke vergoeding (tegenprestatie) tegenover staat. Deze overgang vindt plaats onder een opschortende voorwaarde (de overgang is afhankelijk van een onzekere toekomstige gebeurtenis) of een opschortende tijdsbepaling (de overgang vindt plaats na een zekere toekomstige gebeurtenis of tijdstip). Deze regel is van toepassing voor zover het beding effect heeft bij het overlijden van de persoon aan wie het goed toebehoort. Het feit dat beide partijen een vergelijkbaar beding hebben afgesloten (wederkerigheid van het beding) wordt niet beschouwd als een redelijke tegenprestatie.
b. een begunstiging bij een sommenverzekering, voor zover de uitkering die door het overlijden van de verzekeringnemer verschuldigd wordt, als een gift geldt;
Dit verwijst naar de aanwijzing van een begunstigde in een sommenverzekering (een verzekering die een vast bedrag uitkeert). Deze regel is van toepassing voor zover de uitkering die verschuldigd wordt als gevolg van het overlijden van de verzekeringnemer (degene die de verzekering heeft afgesloten), beschouwd wordt als een gift.
c. een omzetting van een natuurlijke verbintenis in een rechtens afdwingbare, voor zover deze de strekking heeft dat de verbintenis pas na het overlijden van de schuldenaar zal worden nagekomen, en deze verbintenis niet reeds tijdens diens leven is nagekomen.
Dit betreft de situatie waarin een natuurlijke verbintenis (een morele plicht die niet juridisch afdwingbaar is) wordt omgezet in een verbintenis die wel rechtens afdwingbaar is. Deze regel geldt voor zover deze omzetting de bedoeling (strekking) heeft dat de verbintenis pas na het overlijden van de schuldenaar (degene die de verplichting heeft) zal worden nagekomen, én als deze verbintenis ook daadwerkelijk nog niet tijdens het leven van de schuldenaar is nagekomen.
3. De artikelen 66 en 68 zijn van overeenkomstige toepassing.
Dit betekent dat de bepalingen van artikel 66 en artikel 68 van dit Boek op een vergelijkbare manier van toepassing zijn op de situaties beschreven in dit artikel.