Artikel 120 (Voldoening en vermindering schulden uit legaten)
1. Schulden van de nalatenschap uit een legaat worden slechts ten laste van de nalatenschap voldaan, indien alle andere schulden van de nalatenschap daaruit ten volle kunnen worden voldaan.
2. Voor zover de nalatenschap niet toereikend is om de schulden uit legaten te voldoen uit de erfdelen van de erfgenamen op wie zij rusten, worden zij verminderd.
3. Tenzij uit de uiterste wil een andere wijze van vermindering voortvloeit, ondergaan deze verplichtingen alle een evenredige vermindering, met dien verstande dat, voor zover de prestatie is te beschouwen als voldoening aan een natuurlijke verbintenis van de erflater, die verplichting pas na de andere voor vermindering in aanmerking komt.
4. Vermindering geschiedt door een verklaring aan de legataris door de met het legaat belaste erfgenamen of, indien de nalatenschap is verdeeld overeenkomstig artikel 13, de echtgenoot van de erflater. Voor zover de prestatie reeds is verricht, blijft de rechtsgrond daarvoor in stand, behoudens de mogelijkheid van terugvordering en verhaal als bedoeld in de artikelen 216 en 220 lid 3.
5. Ondanks de vermindering blijven de erfgenamen die met hun gehele vermogen aansprakelijk zijn, gehouden tot voldoening voor het geheel.
Uitleg in duidelijke taal
1. Schulden van de nalatenschap uit een legaat worden slechts ten laste van de nalatenschap voldaan, indien alle andere schulden van de nalatenschap daaruit ten volle kunnen worden voldaan.
Dit lid bepaalt dat schulden van de nalatenschap die voortvloeien uit een legaat, pas uit de nalatenschap worden voldaan (ten laste van de nalatenschap voldaan) indien alle andere schulden van de nalatenschap volledig (ten volle) daaruit kunnen worden voldaan.
2. Voor zover de nalatenschap niet toereikend is om de schulden uit legaten te voldoen uit de erfdelen van de erfgenamen op wie zij rusten, worden zij verminderd.
Dit lid stelt dat in het geval dat de nalatenschap onvoldoende middelen heeft (niet toereikend is) om de schulden die uit legaten voortkomen te voldoen uit de erfdelen van de erfgenamen die daarvoor verantwoordelijk zijn (op wie zij rusten), deze schulden uit legaten worden verminderd.
3. Tenzij uit de uiterste wil een andere wijze van vermindering voortvloeit, ondergaan deze verplichtingen alle een evenredige vermindering, met dien verstande dat, voor zover de prestatie is te beschouwen als voldoening aan een natuurlijke verbintenis van de erflater, die verplichting pas na de andere voor vermindering in aanmerking komt.
Dit lid preciseert dat, tenzij uit het testament (de uiterste wil) een andere manier (wijze) van vermindering voortvloeit, deze verplichtingen (uit legaten) allemaal een gelijke (evenredige) vermindering ondergaan. Hierbij geldt (met dien verstande dat) dat, voor zover de te leveren prestatie (het legaat) beschouwd kan worden als het nakomen (voldoening) van een morele plicht (natuurlijke verbintenis) van de overledene (erflater), die specifieke verplichting pas na de andere verplichtingen voor vermindering in aanmerking komt.
4. Vermindering geschiedt door een verklaring aan de legataris door de met het legaat belaste erfgenamen of, indien de nalatenschap is verdeeld overeenkomstig artikel 13, de echtgenoot van de erflater. Voor zover de prestatie reeds is verricht, blijft de rechtsgrond daarvoor in stand, behoudens de mogelijkheid van terugvordering en verhaal als bedoeld in de artikelen 216 en 220 lid 3.
Dit lid beschrijft dat de vermindering plaatsvindt (geschiedt) door middel van een verklaring aan de begunstigde van het legaat (de legataris). Deze verklaring wordt afgegeven door de erfgenamen die met het legaat belast zijn, of, indien de nalatenschap is verdeeld in overeenstemming met artikel 13 (de wettelijke verdeling), door de echtgenoot van de erflater. Voor zover de prestatie (het legaat) reeds is geleverd (verricht), blijft de juridische basis (rechtsgrond) daarvoor geldig (in stand), met uitzondering van (behoudens) de mogelijkheid om het geleverde terug te vorderen (terugvordering) en verhaal te zoeken zoals bedoeld in de artikelen 216 en 220 lid 3.
5. Ondanks de vermindering blijven de erfgenamen die met hun gehele vermogen aansprakelijk zijn, gehouden tot voldoening voor het geheel.
Dit lid stelt dat, ondanks een eventuele vermindering van het legaat, de erfgenamen die persoonlijk met hun volledige (gehele) vermogen aansprakelijk zijn voor de schulden van de nalatenschap, verplicht blijven (gehouden zijn) tot het voldoen van het legaat in zijn geheel.