Terug naar bibliotheek
Boek 3. Vermogensrecht in het algemeen
Titel 11. Rechtsvorderingen
Artikel 320

Artikel 320 (Voortduren verjaringstermijn bij verlengingsgrond)

Laatste versie

Wanneer een verjaringstermijn zou aflopen tijdens het bestaan van een verlengingsgrond of binnen zes maanden na het verdwijnen van een zodanige grond, loopt de termijn voort totdat zes maanden na het verdwijnen van die grond zijn verstreken.

Uitleg in duidelijke taal

Wanneer een verjaringstermijn zou aflopen tijdens het bestaan van een verlengingsgrond of binnen zes maanden na het verdwijnen van een zodanige grond, loopt de termijn voort totdat zes maanden na het verdwijnen van die grond zijn verstreken.

Dit artikel bepaalt dat als een verjaringstermijn zou eindigen (aflopen) terwijl er een verlengingsgrond van kracht is, of als de verjaringstermijn zou eindigen binnen een periode van zes maanden nadat zo'n verlengingsgrond is opgehouden te bestaan (verdwijnen), de verjaringstermijn niet direct afloopt. In plaats daarvan loopt de termijn voort en eindigt pas zes maanden nadat de verlengingsgrond daadwerkelijk is verdwenen (zijn verstreken).