Terug naar bibliotheek
Boek 3. Vermogensrecht in het algemeen
Titel 11. Rechtsvorderingen
Artikel 319

Artikel 319 (Aanvang en duur nieuwe verjaringstermijn)

Laatste versie

1. Door stuiting van de verjaring van een rechtsvordering, anders dan door het instellen van een eis die door toewijzing wordt gevolgd, begint een nieuwe verjaringstermijn te lopen met de aanvang van de volgende dag. Is een bindend advies gevraagd en verkregen, dan begint de nieuwe verjaringstermijn te lopen met de aanvang van de dag, volgende op die waarop het bindend advies is uitgebracht.

2. De nieuwe verjaringstermijn is gelijk aan de oorspronkelijke, doch niet langer dan vijf jaren. Niettemin treedt de verjaring in geen geval op een eerder tijdstip in dan waarop ook de oorspronkelijke termijn zonder stuiting zou zijn verstreken.

3. Door stuiting van de verjaring van een rechtsvordering op grond van artikel 316, lid 4, begint een nieuwe verjaringstermijn te lopen met aanvang van de dag volgende op de dag van de uitspraak die in kracht van gewijsde is gegaan. De nieuwe verjaringstermijn is gelijk aan de oorspronkelijke verjaringstermijn, doch niet langer dan vijf jaren. Niettemin treedt de verjaring in geen geval op een eerder tijdstip in dan waarop ook de oorspronkelijke termijn zonder stuiting zou zijn verstreken.

Uitleg in duidelijke taal

1. Door stuiting van de verjaring van een rechtsvordering, anders dan door het instellen van een eis die door toewijzing wordt gevolgd, begint een nieuwe verjaringstermijn te lopen met de aanvang van de volgende dag. Is een bindend advies gevraagd en verkregen, dan begint de nieuwe verjaringstermijn te lopen met de aanvang van de dag, volgende op die waarop het bindend advies is uitgebracht.

Dit betekent letterlijk: Wanneer de verjaring van een rechtsvordering wordt gestuit op een andere manier dan door het indienen van een eis die vervolgens door de rechter wordt toegewezen, start een nieuwe verjaringstermijn. Deze nieuwe termijn begint te lopen vanaf de dag die volgt op de stuiting. Als er een bindend advies is aangevraagd en ontvangen, dan vangt de nieuwe verjaringstermijn aan op de dag die volgt op de dag waarop het bindend advies is gegeven.

2. De nieuwe verjaringstermijn is gelijk aan de oorspronkelijke, doch niet langer dan vijf jaren. Niettemin treedt de verjaring in geen geval op een eerder tijdstip in dan waarop ook de oorspronkelijke termijn zonder stuiting zou zijn verstreken.

Dit betekent letterlijk: De lengte van de nieuwe verjaringstermijn is hetzelfde als de oorspronkelijke verjaringstermijn, maar deze nieuwe termijn mag niet langer zijn dan vijf jaar. Desondanks zal de verjaring nooit plaatsvinden op een vroeger moment dan het tijdstip waarop de oorspronkelijke termijn, zonder dat er gestuit was, zou zijn afgelopen.

3. Door stuiting van de verjaring van een rechtsvordering op grond van artikel 316, lid 4, begint een nieuwe verjaringstermijn te lopen met aanvang van de dag volgende op de dag van de uitspraak die in kracht van gewijsde is gegaan. De nieuwe verjaringstermijn is gelijk aan de oorspronkelijke verjaringstermijn, doch niet langer dan vijf jaren. Niettemin treedt de verjaring in geen geval op een eerder tijdstip in dan waarop ook de oorspronkelijke termijn zonder stuiting zou zijn verstreken.

Dit betekent letterlijk: Indien de verjaring van een rechtsvordering is gestuit op basis van artikel 316, lid 4, dan start een nieuwe verjaringstermijn. Deze nieuwe termijn begint op de dag die volgt op de dag dat de rechterlijke uitspraak onherroepelijk is geworden (in kracht van gewijsde is gegaan). De lengte van deze nieuwe verjaringstermijn is gelijk aan de oorspronkelijke verjaringstermijn, maar niet langer dan vijf jaar. Ook in dit geval geldt dat de verjaring nooit zal intreden op een vroeger moment dan het tijdstip waarop de oorspronkelijke termijn, zonder de stuiting, zou zijn verstreken.