Terug naar bibliotheek
Boek 3. Vermogensrecht in het algemeen
Titel 9. Rechten van pand en hypotheek
Afdeling 2. Pandrecht
Artikel 254

Artikel 254 (Beding gezamenlijke executie pand- en hypotheekrecht)

Laatste versie

1. Wanneer op roerende zaken die volgens verkeersopvatting bestemd zijn om een bepaalde onroerende zaak duurzaam te dienen en door hun vorm als zodanig zijn te herkennen, of op machinerieën of werktuigen die bestemd zijn om daarmede een bedrijf in een bepaalde hiertoe ingerichte fabriek of werkplaats uit te oefenen, overeenkomstig artikel 237 een pandrecht is gevestigd voor een vordering waarvoor ook hypotheek gevestigd is op die onroerende zaak, fabriek of werkplaats of op een daarop rustend beperkt recht, kan worden bedongen, dat de schuldeiser bevoegd is de verpande en verhypothekeerde goederen tezamen volgens de voor hypotheek geldende regels te executeren.

2. Executeert de schuldeiser overeenkomstig het beding, dan zijn de artikelen 268-273 op het pandrecht van overeenkomstige toepassing en is de toepasselijkheid van de artikelen 248-253 uitgesloten.

3. Het beding kan, onder vermelding van de pandrechten waarop het betrekking heeft, worden ingeschreven in de registers waarin de hypotheek is ingeschreven.

Uitleg in duidelijke taal

1. Wanneer op roerende zaken die volgens verkeersopvatting bestemd zijn om een bepaalde onroerende zaak duurzaam te dienen en door hun vorm als zodanig zijn te herkennen, of op machinerieën of werktuigen die bestemd zijn om daarmede een bedrijf in een bepaalde hiertoe ingerichte fabriek of werkplaats uit te oefenen, overeenkomstig artikel 237 een pandrecht is gevestigd voor een vordering waarvoor ook hypotheek gevestigd is op die onroerende zaak, fabriek of werkplaats of op een daarop rustend beperkt recht, kan worden bedongen, dat de schuldeiser bevoegd is de verpande en verhypothekeerde goederen tezamen volgens de voor hypotheek geldende regels te executeren.

Dit lid beschrijft de situatie waarin het mogelijk is een afspraak te maken (te bedingen) dat de schuldeiser bevoegd is de verpande en verhypothekeerde goederen tezamen volgens de voor hypotheek geldende regels te executeren. Dit kan wanneer er overeenkomstig artikel 237 een pandrecht is gevestigd op:

  • roerende zaken die volgens verkeersopvatting bestemd zijn om een bepaalde onroerende zaak duurzaam te dienen en door hun vorm als zodanig zijn te herkennen, óf
  • op machinerieën of werktuigen die bestemd zijn om daarmede een bedrijf in een bepaalde hiertoe ingerichte fabriek of werkplaats uit te oefenen. Daarnaast moet dit pandrecht gevestigd zijn voor een vordering waarvoor ook hypotheek gevestigd is op die onroerende zaak, fabriek of werkplaats of op een daarop rustend beperkt recht.

2. Executeert de schuldeiser overeenkomstig het beding, dan zijn de artikelen 268-273 op het pandrecht van overeenkomstige toepassing en is de toepasselijkheid van de artikelen 248-253 uitgesloten.

Dit lid specificeert dat, indien de schuldeiser executeert overeenkomstig het beding (de afspraak uit lid 1), de artikelen 268-273 (die de hypotheekexecutie regelen) op het pandrecht van overeenkomstige toepassing zijn. Hierdoor worden de regels voor pandrecht executie, namelijk de artikelen 248-253, uitgesloten.

3. Het beding kan, onder vermelding van de pandrechten waarop het betrekking heeft, worden ingeschreven in de registers waarin de hypotheek is ingeschreven.

Dit lid bepaalt dat het beding kan worden ingeschreven in de registers waarin de hypotheek is ingeschreven. Bij deze inschrijving moet vermelding worden gemaakt van de pandrechten waarop het beding betrekking heeft.

Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd

1 uitspraak gevonden