Burgerlijk Wetboek Boek 2

a. obligatieleningen, pandbrieven en andere leningen met afzonderlijke vermelding van de converteerbare leningen;

Dit betreft obligatieleningen, pandbrieven en andere soorten leningen. Hierbij moet specifiek worden aangegeven welke leningen converteerbaar zijn, dat wil zeggen omgezet kunnen worden in aandelen.

b. schulden aan banken;

Dit zijn schulden die de rechtspersoon heeft bij banken.

c. ontvangen vooruitbetalingen op bestellingen voor zover niet reeds op actiefposten in mindering gebracht;

Dit betreft bedragen die klanten vooruit hebben betaald voor bestellingen, tenzij deze vooruitbetalingen al zijn afgetrokken van posten aan de actiefzijde van de balans.

d. schulden aan leveranciers en handelskredieten;

Dit zijn schulden aan leveranciers van goederen of diensten en kredieten die in het kader van de handel zijn ontstaan.

e. te betalen wissels en cheques;

Dit betreft bedragen die betaald moeten worden op basis van wissels (een schriftelijke betalingsbelofte) en cheques.

f. schulden aan groepsmaatschappijen;

Dit zijn schulden die de rechtspersoon heeft aan andere bedrijven die tot dezelfde groep behoren (groepsmaatschappijen).

g. schulden aan rechtspersonen en vennootschappen die een deelneming hebben in de rechtspersoon of waarin de rechtspersoon een deelneming heeft, voor zover niet reeds onder f vermeld;

Dit betreft schulden aan andere rechtspersonen en vennootschappen waarmee een deelnemingsrelatie bestaat (dat wil zeggen, zij hebben een belang in de rechtspersoon, of de rechtspersoon heeft een belang in hen), voor zover deze schulden niet al onder categorie f (schulden aan groepsmaatschappijen) zijn opgenomen.

h. schulden ter zake van belastingen en premiën van sociale verzekering;

Dit zijn schulden die verband houden met te betalen belastingen en premies voor sociale verzekeringen.

i. schulden ter zake van pensioenen;

Dit betreft schulden die voortvloeien uit pensioenverplichtingen.

j. overige schulden.

Dit is een restcategorie voor alle andere schulden die niet onder de voorgaande punten vallen.

2. Bij elke in lid 1 vermelde groep van schulden wordt aangegeven tot welk bedrag de resterende looptijd langer is dan een jaar, met aanduiding van de rentevoet daarover. Voor het totaal van de in lid 1 vermelde schulden wordt aangegeven tot welk bedrag de resterende looptijd langer is dan vijf jaar.

Dit lid bepaalt dat voor elke schuldencategorie die in lid 1 is genoemd, moet worden aangegeven welk deel van die schulden een resterende looptijd heeft van meer dan één jaar. Daarbij moet ook de rentevoet voor dat deel worden vermeld. Verder moet voor het totaalbedrag van alle schulden uit lid 1 worden aangegeven welk deel een resterende looptijd heeft van meer dan vijf jaar.

3. Voor het totaal van de in lid 1 genoemde groepen, wordt aangegeven voor welke schulden zakelijke zekerheid is gesteld en in welke vorm dat is geschied. Voorts wordt medegedeeld ten aanzien van welke schulden de rechtspersoon zich, al dan niet voorwaardelijk, heeft verbonden tot het bezwaren of niet bezwaren van goederen, voor zover dat noodzakelijk is voor het verschaffen van het in artikel 362 lid 1 bedoelde inzicht.

Dit lid schrijft voor dat voor het geheel van de schuldengroepen genoemd in lid 1, moet worden vermeld voor welke specifieke schulden zakelijke zekerheid (zoals pandrecht of hypotheekrecht) is gesteld en op welke manier deze zekerheid is gevestigd. Bovendien moet worden medegedeeld voor welke schulden de rechtspersoon zich, al dan niet voorwaardelijk, heeft verbonden om goederen wel of niet met zekerheidsrechten te belasten (bezwaren), indien deze informatie noodzakelijk is voor het verschaffen van het inzicht zoals bedoeld in artikel 362 lid 1 (het getrouwe beeld van de financiële positie en resultaten).

4. Aangegeven wordt tot welk bedrag schulden in rang zijn achtergesteld bij de andere schulden; de aard van deze achterstelling wordt toegelicht.

Dit lid vereist dat wordt aangegeven welk bedrag aan schulden een lagere prioriteit heeft bij aflossing (in rang zijn achtergesteld) in vergelijking met andere schulden. De specifieke aard van deze achterstelling (waarom en hoe ze achtergesteld zijn) moet worden toegelicht.

5. Is het bedrag waarmee de schuld moet worden afgelost hoger dan het ontvangen bedrag, dan mag het verschil, mits afzonderlijk vermeld, uiterlijk tot de aflossing worden geactiveerd.

Dit lid stelt dat als het bedrag dat uiteindelijk moet worden terugbetaald voor een schuld hoger is dan het bedrag dat oorspronkelijk voor die schuld is ontvangen (bijvoorbeeld bij een lening onder pari), het verschil tussen deze twee bedragen aan de actiefzijde van de balans mag worden opgenomen (geactiveerd). Dit mag echter alleen als dit verschil afzonderlijk wordt vermeld en mag uiterlijk tot het moment van aflossing van de schuld geactiveerd blijven.

6. Het bedrag wordt vermeld dat de rechtspersoon op leningen die zijn opgenomen onder de schulden met een resterende looptijd van meer dan een jaar, moet aflossen tijdens het boekjaar, volgend op dat waarop de jaarrekening betrekking heeft.

Dit lid bepaalt dat het bedrag moet worden vermeld dat de rechtspersoon in het komende boekjaar (het jaar volgend op het boekjaar waarover de jaarrekening rapporteert) moet aflossen op leningen die zijn opgenomen onder de schulden en die een resterende looptijd hebben van meer dan een jaar.

7. Bij converteerbare leningen worden de voorwaarden van conversie medegedeeld.

Dit lid schrijft voor dat bij leningen die omgezet kunnen worden in aandelen (converteerbare leningen), de voorwaarden waaronder deze omzetting (conversie) kan plaatsvinden, moeten worden medegedeeld.