Terug naar bibliotheek
Boek 2. Rechtspersonen
Titel 8. Geschillenregeling en het recht van enquête
Afdeling 2. Het recht van enquête
Artikel 359

Artikel 359 (Cassatieberoep Ondernemingskamer gevolgen vernietiging)

Laatste versie

1. Tot het instellen van een beroep in cassatie tegen de beschikkingen van de ondernemingskamer uit hoofde van deze afdeling is, buiten de personen bedoeld in artikel 426, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de rechtspersoon bevoegd, ongeacht of deze bij de ondernemingskamer is verschenen.

2. Indien aan een beschikking waarbij een persoon met een onderzoek is belast dan wel is aangesteld als bestuurder, commissaris of beheerder van aandelen, door vernietiging de grondslag komt te ontbreken, wordt de door de ondernemingskamer aan die persoon toegekende vergoeding onderscheidenlijk beloning geacht niet onverschuldigd te zijn.

Uitleg in duidelijke taal

1. Tot het instellen van een beroep in cassatie tegen de beschikkingen van de ondernemingskamer uit hoofde van deze afdeling is, buiten de personen bedoeld in artikel 426, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de rechtspersoon bevoegd, ongeacht of deze bij de ondernemingskamer is verschenen.

Dit betekent letterlijk: Voor het starten van een beroep in cassatie tegen de beslissingen (beschikkingen) van de ondernemingskamer op grond van (uit hoofde van) deze afdeling, is de rechtspersoon bevoegd. Dit geldt naast (buiten) de personen die genoemd worden in artikel 426, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtspersoon heeft deze bevoegdheid, ongeacht of de rechtspersoon aanwezig was (is verschenen) bij de ondernemingskamer.

2. Indien aan een beschikking waarbij een persoon met een onderzoek is belast dan wel is aangesteld als bestuurder, commissaris of beheerder van aandelen, door vernietiging de grondslag komt te ontbreken, wordt de door de ondernemingskamer aan die persoon toegekende vergoeding onderscheidenlijk beloning geacht niet onverschuldigd te zijn.

Dit betekent letterlijk: Als een beslissing (beschikking) – waarbij een persoon de taak heeft gekregen een onderzoek uit te voeren, of is aangesteld als bestuurder, commissaris of beheerder van aandelen – door een latere vernietiging zijn juridische basis (grondslag) verliest, dan wordt de vergoeding of beloning die de ondernemingskamer aan die persoon heeft gegeven, beschouwd als (geacht) niet onterecht betaald (niet onverschuldigd) te zijn.