Artikel 334s (Onbepaalde rechthebbende vermogensbestanddeel na splitsing)
1. De leden 2 tot en met 4 zijn van toepassing indien van een vermogensbestanddeel aan de hand van de aan de akte van splitsing gehechte beschrijving niet kan worden bepaald welke rechtspersoon daarop na de splitsing rechthebbende is.
2. Indien het gehele vermogen van de gesplitste rechtspersoon is overgegaan, zijn de verkrijgende rechtspersonen gezamenlijk rechthebbende. Elke verkrijgende rechtspersoon deelt in het vermogensbestanddeel naar evenredigheid van de waarde van het deel van het vermogen van de gesplitste rechtspersoon dat hij verkrijgt.
3. Indien niet het gehele vermogen is overgegaan, is de gesplitste rechtspersoon rechthebbende.
4. Voor zover verkrijgende rechtspersonen uit hoofde van lid 2 aansprakelijk zijn voor schulden, zijn zij hoofdelijk verbonden.
Uitleg in duidelijke taal
1. De leden 2 tot en met 4 zijn van toepassing indien van een vermogensbestanddeel aan de hand van de aan de akte van splitsing gehechte beschrijving niet kan worden bepaald welke rechtspersoon daarop na de splitsing rechthebbende is.
Dit lid specificeert dat de bepalingen in lid 2, 3 en 4 van kracht zijn als het, op grond van de beschrijving die is gehecht aan de akte van splitsing, niet bepaald kan worden welke rechtspersoon na de splitsing de rechthebbende is op een vermogensbestanddeel.
2. Indien het gehele vermogen van de gesplitste rechtspersoon is overgegaan, zijn de verkrijgende rechtspersonen gezamenlijk rechthebbende. Elke verkrijgende rechtspersoon deelt in het vermogensbestanddeel naar evenredigheid van de waarde van het deel van het vermogen van de gesplitste rechtspersoon dat hij verkrijgt.
Dit lid bepaalt dat, wanneer het gehele vermogen van de gesplitste rechtspersoon is overgegaan, de verkrijgende rechtspersonen gezamenlijk rechthebbende zijn. Iedere verkrijgende rechtspersoon heeft een aandeel in het vermogensbestanddeel dat in verhouding staat (naar evenredigheid van) de waarde van het deel van het vermogen van de gesplitste rechtspersoon dat deze verkrijgende rechtspersoon verkrijgt.
3. Indien niet het gehele vermogen is overgegaan, is de gesplitste rechtspersoon rechthebbende.
Dit lid stelt dat, als niet het gehele vermogen van de gesplitste rechtspersoon is overgegaan, de gesplitste rechtspersoon zelf de rechthebbende is op het betreffende vermogensbestanddeel.
4. Voor zover verkrijgende rechtspersonen uit hoofde van lid 2 aansprakelijk zijn voor schulden, zijn zij hoofdelijk verbonden.
Dit lid bepaalt dat, in de mate waarin verkrijgende rechtspersonen op grond van de situatie in lid 2 aansprakelijk zijn voor schulden, zij daarvoor hoofdelijk verbonden zijn.