Artikel 301 (Gronden rechterlijke ontbinding stichting)
1. De rechtbank ontbindt de stichting op verzoek van een belanghebbende of het openbaar ministerie, indien:
a. het vermogen van de stichting ten enenmale onvoldoende is voor de verwezenlijking van haar doel, en de mogelijkheid dat een voldoend vermogen door bijdragen of op andere wijze in afzienbare tijd zal worden verkregen, in hoge mate onwaarschijnlijk is; b. het doel der stichting is bereikt of niet meer kan worden bereikt, en wijziging van het doel niet in aanmerking komt.
2. De rechtbank kan ook ambtshalve de stichting ontbinden tegelijk met de afwijzing van een verzoek als bedoeld in artikel 294.
Uitleg in duidelijke taal
1. De rechtbank ontbindt de stichting op verzoek van een belanghebbende of het openbaar ministerie, indien:
Dit betekent dat de rechtbank een stichting kan beëindigen (ontbindt) wanneer een persoon die een direct en eigen belang heeft (een belanghebbende) of het openbaar ministerie hierom verzoekt, en wel in de hierna genoemde gevallen:
a. het vermogen van de stichting ten enenmale onvoldoende is voor de verwezenlijking van haar doel, en de mogelijkheid dat een voldoend vermogen door bijdragen of op andere wijze in afzienbare tijd zal worden verkregen, in hoge mate onwaarschijnlijk is;
Dit houdt in dat een grond voor ontbinding aanwezig is als het bezit (vermogen) van de stichting geheel en al (ten enenmale) onvoldoende is om haar doel te bereiken (voor de verwezenlijking van haar doel), en het zeer onwaarschijnlijk (in hoge mate onwaarschijnlijk) is dat binnen een redelijke, overzienbare termijn (in afzienbare tijd) voldoende vermogen zal worden verkregen, bijvoorbeeld door giften (bijdragen) of op een andere manier.
b. het doel der stichting is bereikt of niet meer kan worden bereikt, en wijziging van het doel niet in aanmerking komt.
Dit betekent dat een andere grond voor ontbinding is als het doel van de stichting (het doel der stichting) al is verwezenlijkt (bereikt) of niet langer verwezenlijkt kan worden (niet meer kan worden bereikt), en het veranderen (wijziging) van het doel geen reële mogelijkheid is (niet in aanmerking komt).
2. De rechtbank kan ook ambtshalve de stichting ontbinden tegelijk met de afwijzing van een verzoek als bedoeld in artikel 294.
Dit betekent dat de rechtbank de stichting ook uit eigen beweging (ambtshalve) kan ontbinden. Dit kan plaatsvinden op hetzelfde moment dat de rechtbank een verzoek afwijst zoals omschreven (bedoeld) in artikel 294 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.