Artikel 462 (Mentorschap beëindiging en verlenging)
1. Het mentorschap eindigt door het verstrijken van de tijdsduur waarvoor het is ingesteld en door de dood of ondercuratelestelling van de betrokkene.
2. De kantonrechter kan, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het mentorschap niet zinvol is gebleken, het mentorschap opheffen, zulks op verzoek van de mentor of van degene die gerechtigd is mentorschap te verzoeken als bedoeld in artikel 451, eerste en tweede lid, dan wel ambtshalve. De beschikking treedt in werking zodra zij in kracht van gewijsde is gegaan, tenzij zij een eerder tijdstip van ingang aanwijst.
3. Degene die gerechtigd is de instelling van het mentorschap te verzoeken als bedoeld in artikel 451, eerste en tweede lid, alsmede de mentor, kan verzoeken om verlenging van het mentorschap dat voor een bepaalde tijdsduur is ingesteld. De kantonrechter beslist binnen twee maanden na het indienen van het verzoekschrift. Artikel 384 is van overeenkomstige toepassing. Tegen de afwijzing van een verzoek tot verlenging staat geen hogere voorziening open.
Details
[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2016. Zie het overzicht van wijzigingen]
Uitleg in duidelijke taal
1. Het mentorschap eindigt door het verstrijken van de tijdsduur waarvoor het is ingesteld en door de dood of ondercuratelestelling van de betrokkene.
Dit betekent letterlijk dat het mentorschap stopt in de volgende gevallen: wanneer de afgesproken periode waarvoor het mentorschap is ingesteld voorbij is (verstrijken van de tijdsduur), wanneer de persoon voor wie het mentorschap geldt (de betrokkene) overlijdt, of wanneer de betrokkene onder curatele wordt gesteld (ondercuratelestelling).
2. De kantonrechter kan, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het mentorschap niet zinvol is gebleken, het mentorschap opheffen, zulks op verzoek van de mentor of van degene die gerechtigd is mentorschap te verzoeken als bedoeld in artikel 451, eerste en tweede lid, dan wel ambtshalve. De beschikking treedt in werking zodra zij in kracht van gewijsde is gegaan, tenzij zij een eerder tijdstip van ingang aanwijst.
Dit betekent letterlijk dat de kantonrechter de bevoegdheid heeft om het mentorschap te beëindigen (opheffen) als het niet langer noodzakelijk is of als de voortzetting ervan niet zinvol blijkt te zijn. Dit opheffen kan gebeuren op verzoek van de mentor, op verzoek van een persoon die volgens artikel 451, eerste en tweede lid, het recht heeft om mentorschap aan te vragen, of op eigen initiatief van de kantonrechter (ambtshalve). De beslissing tot opheffing (de beschikking) wordt van kracht (treedt in werking) zodra deze definitief is geworden (in kracht van gewijsde is gegaan), tenzij de kantonrechter in de beschikking een eerdere ingangsdatum heeft bepaald.
3. Degene die gerechtigd is de instelling van het mentorschap te verzoeken als bedoeld in artikel 451, eerste en tweede lid, alsmede de mentor, kan verzoeken om verlenging van het mentorschap dat voor een bepaalde tijdsduur is ingesteld. De kantonrechter beslist binnen twee maanden na het indienen van het verzoekschrift. Artikel 384 is van overeenkomstige toepassing. Tegen de afwijzing van een verzoek tot verlenging staat geen hogere voorziening open.
Dit betekent letterlijk dat de persoon die volgens artikel 451, eerste en tweede lid, het recht heeft om de instelling van mentorschap te vragen, en ook de mentor zelf, een verzoek kan indienen om een mentorschap dat voor een specifieke periode is ingesteld, te verlengen. De kantonrechter moet binnen twee maanden nadat het verzoekschrift is ingediend, een beslissing nemen. Artikel 384 is hierbij op een vergelijkbare manier van toepassing (van overeenkomstige toepassing). Als de kantonrechter een verzoek tot verlenging afwijst, is het niet mogelijk om tegen deze afwijzing in beroep te gaan bij een hogere rechter (geen hogere voorziening open).