Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk II. Opneming
§ 1. Voorlopige machtiging
Artikel 6

Artikel 6

Laatste versie

1. Indien een verzoek als bedoeld in artikel 4, is gedaan, doet de officier van justitie bij de rechter een verzoek tot het verlenen van een voorlopige machtiging, tenzij hij het verzoek, bedoeld in artikel 4, kennelijk ongegrond acht of minder dan een jaar verstreken is sedert een vorig verzoek tot het verlenen van een voorlopige machtiging is afgewezen dat op dezelfde persoon betrekking had, en uit het nieuwe verzoek als bedoeld in artikel 4 niet blijkt van nieuwe feiten.

2. Indien zich naar het oordeel van de officier van justitie een geval voordoet als bedoeld in artikel 2, doet hij, ook indien hij daartoe ingevolge het eerste lid niet verplicht is, bij de rechter een verzoek tot het verlenen van een voorlopige machtiging.

3. Indien de beslissing van de officier van justitie inzake het doen van het verzoek betrekking heeft op een persoon die reeds in een psychiatrisch ziekenhuis verblijft, deelt de officier zijn beslissing schriftelijk mede aan de geneesheer-directeur van dat psychiatrisch ziekenhuis.

4. Een verzoek tot het verlenen van een voorlopige machtiging ten aanzien van een persoon die reeds in een psychiatrisch ziekenhuis verblijft, wordt zo spoedig mogelijk gedaan, doch in elk geval binnen twee weken na de dag van verzending van de verklaring van de geneesheer-directeur, bedoeld in artikel 5, eerste lid.

5. Bij het verzoek tot het verlenen van een voorlopige machtiging worden de in artikel 5 bedoelde bescheiden alsmede - indien aanwezig - het verzoek, bedoeld in artikel 4, overgelegd.

Details

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad13x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:842 - Wet Bopz: Termijnoverschrijding verzoek voorlopige machtiging en gevolgen geldigheidsduur - 2 april 2015

ECLI:NL:HR:2015:8422 april 2015Dit wetsartikel wordt 5 keer genoemd in deze uitspraak

Indien een verzoek voor een voorlopige machtiging na het verstrijken van de vorige machtiging wordt ingediend, moet de rechtbank de geldigheidsduur van de nieuwe machtiging inkorten. De duur wordt berekend vanaf de einddatum van de voorafgaande machtiging, niet vanaf de datum van de nieuwe beschikking.

Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2001:AB0384 - Hoge Raad - 1 maart 2001

ECLI:NL:HR:2001:AB03841 maart 2001Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:165 - Wet Bopz: Geen absoluut recht op tolk bij psychiatrisch onderzoek - 2 februari 2017

ECLI:NL:HR:2017:1652 februari 2017Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

Uit de Wet Bopz en het EVRM volgt geen absoluut recht op bijstand van een tolk bij het psychiatrisch onderzoek voor een voorlopige machtiging. De psychiater moet er echter wel op toezien dat de communicatie begrijpelijk is en kan, indien nodig, een tolk inschakelen.

Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2007:BB9132 - Hoge Raad - 20 december 2007

ECLI:NL:HR:2007:BB913220 december 2007Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2010:BM5150 - Hoge Raad - 17 juni 2010

ECLI:NL:HR:2010:BM515017 juni 2010Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak