Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk VI. Administratieve voorschriften
§ 1. Bescheiden voor opneming en verblijf
Artikel 54

Artikel 54

Laatste versie

1. Indien door of ten aanzien van een in een ziekenhuis, al dan niet zijnde een psychiatrisch ziekenhuis, op grond van één der in artikel 53, tweede lid, bedoelde beslissingen opgenomen persoon na verloop van de geldigheidsduur daarvan in de zin van hoofdstuk II geen blijk wordt gegeven van de bereidheid tot voortzetting van het verblijf, dan wel indien door of ten aanzien van een niet op grond van één der bedoelde beslissingen opgenomen persoon in de zin van hoofdstuk II blijk wordt gegeven van de wil tot beëindiging van het verblijf, wordt het verblijf door het ziekenhuis slechts voortgezet tegen overlegging van één der in het tweede lid bedoelde bescheiden, dat op die persoon betrekking heeft. In afwijking van het bepaalde in de voorgaande volzin betreffende het blijk geven van de bereidheid door de opgenomen persoon, dient in het geval dat een machtiging is verleend op grond van artikel 3, na verloop van de geldigheidsduur van die machtiging aan de in de eerste volzin gestelde voorwaarde te worden voldaan, indien door de opgenomen persoon blijk wordt gegeven aan verzet tegen voortzetting van het verblijf.

2. De in het eerste lid bedoelde bescheiden zijn:

a. een afschrift van een rechterlijke beschikking, houdende een machtiging als bedoeld in hoofdstuk II, paragrafen 1, 2, 3 of 4; b. een mededeling van de officier van justitie ingevolge artikel 16, derde lid, juncto artikel 6, derde lid, dat door hem een verzoek is gedaan tot het verkrijgen van een machtiging tot voortgezet verblijf; c. een afschrift van een beschikking van de strafrechter tot verlenging van de terbeschikkingstelling op grond van artikel 38d van het Wetboek van Strafrecht; d. een afschrift van een tot verlenging van het verblijf strekkende beslissing op grond van enige daartoe de mogelijkheid opende wettelijke bepaling.

Details

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad13x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:842 - Wet Bopz: Termijnoverschrijding verzoek voorlopige machtiging en gevolgen geldigheidsduur - 2 april 2015

ECLI:NL:HR:2015:8422 april 2015Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Indien een verzoek voor een voorlopige machtiging na het verstrijken van de vorige machtiging wordt ingediend, moet de rechtbank de geldigheidsduur van de nieuwe machtiging inkorten. De duur wordt berekend vanaf de einddatum van de voorafgaande machtiging, niet vanaf de datum van de nieuwe beschikking.

Hoge Raad4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2006:AZ0141 - Hoge Raad - 16 november 2006

ECLI:NL:HR:2006:AZ014116 november 2006Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtGezondheidsrecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2004:AN8082 - Hoge Raad - 8 januari 2004

ECLI:NL:HR:2004:AN80828 januari 2004Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:1114 - Hoge Raad - 5 juli 2018

ECLI:NL:HR:2018:11145 juli 2018Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:222 - Hoge Raad - 15 februari 2018

ECLI:NL:HR:2018:22215 februari 2018Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2007:AZ4747 - Hoge Raad - 5 februari 2007

ECLI:NL:HR:2007:AZ47475 februari 2007Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht, Materieel Strafrecht