Artikel 41a
1. Indien de commissie niet tijdig een beslissing heeft genomen of indien de beslissing van de commissie niet inhoudt dat de klacht gegrond is, kan de klager de inspecteur schriftelijk vragen om een verzoekschrift bij de rechter in te dienen ter verkrijging van de beslissing over de klacht. Bevoegd is de rechtbank van het arrondissement waarin het betrokken psychiatrisch ziekenhuis is gelegen. Artikel 7, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing. De termijn voor het indienen van een verzoek bedraagt zes weken, ingaande op de dag na die waarop de commissie uiterlijk had moeten beslissen dan wel ingaande op de dag waarop de beslissing van de commissie aan de klager bekend is gemaakt. De klager voegt bij het verzoek een afschrift van de klacht en een afschrift van de beslissing op de klacht.
2. De inspecteur behoeft geen gevolg te geven aan het verzoek, indien hij de klacht kennelijk niet ontvankelijk acht. Van een niet-ontvankelijk-verklaring doet hij binnen twee weken na de dag waarop hij het verzoek heeft ontvangen, mededeling aan de klager, de patiënt, indien hij niet de klager is, de raadsman van de klager, de voor de behandeling verantwoordelijke persoon, de geneesheer-directeur, het bestuur en de commissie. In andere gevallen dient hij binnen twee weken na de dag waarop hij het verzoek heeft ontvangen, een verzoekschrift bij de rechter in, waarin de beslissing over de klacht wordt gevraagd.
3. Indien de klager niet de patiënt is, hoort de inspecteur de patiënt om vast te stellen of deze bedenkingen heeft tegen de indiening van een verzoekschrift ter verkrijging van de beslissing van de rechter over de klacht. De inspecteur kan slechts om gewichtige redenen besluiten om aan het verzoek gevolg te geven indien de patiënt hiertegen bedenkingen heeft.
4. De inspecteur geeft in zijn verzoekschrift met redenen omkleed blijk van zijn zienswijze. Hij voegt bij zijn verzoekschrift een afschrift van de klacht en een afschrift van de beslissing op de klacht.
5. Indien de klager de patiënt is, kan hij, onverminderd de eerste volzin van het eerste lid, in de gevallen bedoeld in die volzin, zelf een verzoekschrift bij de rechter indienen ter verkrijging van de beslissing over de klacht. Het eerste lid, tweede tot en met vijfde volzin, is van overeenkomstige toepassing.
6. Artikel 8, met uitzondering van het derde lid, is met betrekking tot de behandeling van een verzoekschrift van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de rechter in elk geval hoort de klager, de patiënt, indien deze niet de klager is en deze bereid is zich te doen horen, en de voor de behandeling verantwoordelijke persoon. De overige personen, bedoeld in artikel 8, vierde lid, worden slechts zo nodig gehoord. Indien niet blijkt dat de klager reeds een raadsman heeft, kan uitsluitend de rechter aan het bestuur van de raad voor rechtsbijstand last geven tot toevoeging van een raadsman.
7. De rechter kan de beslissing waartegen de klacht is gericht, schorsen.
8. Indien de rechter de klacht kennelijk ongegrond acht, kan hij zonder behandeling ter terechtzitting onmiddellijk op het verzoekschrift beschikken.
9. De rechter beslist binnen vier weken na indiening van het verzoekschrift. Tegen de beslissing van de rechter staat geen hoger beroep open.
10. De beslissing strekt tot:
a. onbevoegdverklaring van de rechtbank, b. niet-ontvankelijkverklaring van het verzoek of de klacht, c. ongegrondverklaring van de klacht, of d. gegrondverklaring van de klacht.
11. Indien de rechtbank de klacht gegrond verklaart, vernietigt zij de bestreden beslissing geheel of gedeeltelijk. Gehele of gedeeltelijke vernietiging van de beslissing brengt vernietiging van de rechtsgevolgen van de beslissing of het vernietigde gedeelte van de beslissing mee.
12. Indien de rechtbank het beroep gegrond verklaart, kan zij de voor de behandeling verantwoordelijke persoon opdragen een nieuwe beslissing te nemen of een andere handeling te verrichten met inachtneming van haar uitspraak.
13. De rechtbank kan de voor de behandeling verantwoordelijke persoon een termijn stellen voor het nemen van een nieuwe beslissing of het verrichten van een andere handeling.
14. De rechtbank kan bepalen dat, indien of zolang de voor de behandeling verantwoordelijke persoon niet voldoet aan de beslissing van de rechter, de rechtspersoon die het psychiatrisch ziekenhuis in stand houdt, aan de patiënt op wie de klacht betrekking heeft een in de beslissing vast te stellen dwangsom verbeurt. De artikelen 611a tot en met 611i van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn van overeenkomstige toepassing.
15. De griffier zendt zo spoedig mogelijk een afschrift van de beslissing aan de klager, de patiënt, indien hij niet de klager is, de raadsman van de klager, de voor de behandeling verantwoordelijke persoon, de geneesheer-directeur, het bestuur, de commissie en de inspecteur.
Details
[Regeling vervallen per 01-01-2020]
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2018:2087 - Rechtspositie Bopz-patiënt in tbs-kliniek: Bopz-regime prevaleert boven tbs-regime - 8 november 2018
Een patiënt opgenomen in een tbs-kliniek op grond van de Wet Bopz behoudt zijn Bopz-rechten. Het zwaardere tbs-regime mag niet zonder wettelijke grondslag worden toegepast. Instemming met opname impliceert geen automatische afstand van deze rechten, waarvoor strikte voorwaarden gelden.
ECLI:NL:HR:2009:BI5924 - Hoge Raad - 9 juli 2009
ECLI:NL:HR:2007:AZ3539 - Hoge Raad - 15 maart 2007
ECLI:NL:HR:2018:1724 - Wet Bopz: Dwangbehandeling bij overplaatsing vereist nieuwe, afzonderlijke beslissing - 20 september 2018
Bij overplaatsing van een patiënt naar een ander ziekenhuis moet de behandelaar aldaar opnieuw beoordelen of dwangbehandeling noodzakelijk is. Een 'zorgcarrousel' waarbij een eerder besluit wordt voortgezet is, zonder een nieuwe schriftelijke beslissing conform art. 38c lid 2 Wet Bopz, niet toegestaan.
ECLI:NL:HR:2010:BK5992 - Bopz-klacht: gegronde klacht bij klachtencommissie staat niet meer open voor rechter - 28 januari 2010
Indien de klachtencommissie van een psychiatrisch ziekenhuis een klacht op grond van de Wet Bopz gegrond heeft verklaard, is de klachtzaak geëindigd. De rechtbank kan hierover niet opnieuw oordelen en moet de klager niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek betreffende die specifieke klacht.
ECLI:NL:HR:2016:2370 - Wet Bopz: Formeel gebrek in kennisgeving dwangbehandeling schaadt belang patiënt - 13 oktober 2016
Het niet vermelden van de (zo kort mogelijke) duur van een dwangbehandeling in de schriftelijke kennisgeving (art. 38c lid 2 Wet Bopz) is een formeel gebrek. Dit schaadt het belang van de patiënt, die recht heeft op zekerheid over de voorgenomen duur van de ingrijpende behandeling.
ECLI:NL:HR:2019:1282 - Mondelinge regel is geen huisregel: schriftelijkheidseis Wet Bopz is cruciaal - 18 juli 2019
Een algemene, vrijheidsbeperkende regel in een psychiatrisch ziekenhuis kwalificeert alleen als 'huisregel' (Wet Bopz) als deze schriftelijk is vastgelegd. Een mondelinge regel volstaat niet, vanwege de rechtszekerheid van de patiënt. Het intrekken van een privilege is dan een beperking van het onbeperkte recht.
ECLI:NL:HR:2017:690 - Hoge Raad - 13 april 2017
ECLI:NL:HR:2009:BH0385 - Hoge Raad - 19 maart 2009
ECLI:NL:HR:2019:1277 - Dwangbehandeling Wet Bopz: nieuwe beslissing nodig na overplaatsing - 18 juli 2019
Bij overplaatsing van een patiënt naar een ander, afzonderlijk aangemerkt psychiatrisch ziekenhuis, moet de behandelaar daar een nieuwe schriftelijke beslissing tot dwangbehandeling nemen. Dit geldt ook als de klinieken tot dezelfde zorginstelling behoren en de dwangbehandeling is gebaseerd op het externe-gevaarscriterium.