Artikel 38c
1. Indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 38b, onderdelen b en c, kan niettemin behandeling plaatsvinden:
a. voor zover aannemelijk is dat zonder die behandeling het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens betrokkene doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen, of b. voor zover dit volstrekt noodzakelijk is om het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens betrokkene binnen de inrichting doet veroorzaken, af te wenden.
2. Behandeling overeenkomstig het eerste lid vindt plaats krachtens een schriftelijke beslissing van de behandelaar. Bij een behandeling overeenkomstig het eerste lid, onderdeel a, wordt daarin vermeld voor welke termijn zij geldt. De termijn is zo kort mogelijk maar niet langer dan drie maanden, gerekend vanaf de dag waarop de beslissing tot stand komt. De behandelaar doet een afschrift van de beslissing aan de geneesheer-directeur toekomen.
3. Indien binnen zes maanden na afloop van de termijn, bedoeld in het tweede lid, voortzetting van de behandeling of opnieuw een behandeling overeenkomstig het eerste lid, onderdeel a, nodig is, geschiedt dit slechts krachtens een schriftelijke beslissing van de geneesheer-directeur. De geneesheer-directeur geeft in zijn beslissing aan waarom van een behandeling alsnog het beoogde effect wordt verwacht. Op zodanige beslissingen is het tweede lid, tweede volzin van toepassing.
4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen categorieën van behandelingsmiddelen of -maatregelen worden aangewezen die niet mogen worden toegepast bij een behandeling overeenkomstig het eerste lid. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorts ten aanzien van daarbij aangegeven categorieën van behandelingsmiddelen of -maatregelen regels worden gegeven met betrekking tot de wijze waarop tot toepassing daarvan moet worden besloten.
5. De geneesheer-directeur geeft, uiterlijk bij het begin van een behandeling overeenkomstig het eerste of het derde lid, daarvan kennis aan de inspecteur. Hij vermeldt daarbij in ieder geval door welke persoon de beslissing daartoe is genomen en zendt een afschrift mee van de beslissing bedoeld in het tweede of derde lid. Indien de behandeling plaatsvindt in een situatie waarin het de patiënt is die zich verzet, vermeldt de geneesheer-directeur tevens of deze in staat kan worden geacht gebruik te maken van de regeling, vervat in de artikelen 41 en 41a. Van de beëindiging van een behandeling overeenkomstig het eerste of het derde lid, geeft hij kennis aan de inspecteur.
6. De geneesheer-directeur geeft van een behandeling overeenkomstig het eerste lid, onderscheidenlijk van de voortzetting van de behandeling overeenkomstig het derde lid, voorts – indien van toepassing – zo spoedig mogelijk kennis aan de in artikel 38a, vierde lid, bedoelde persoon.
7. De inspecteur stelt na beëindiging van elke behandeling overeenkomstig dit artikel, doch in ieder geval na afloop van de termijn bedoeld in het tweede lid, een onderzoek in of de beslissing daartoe zorgvuldig is genomen en of de uitvoering van de behandeling zorgvuldig is geschied.
Details
[Regeling vervallen per 01-01-2020]
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2009:BI5924 - Hoge Raad - 9 juli 2009
ECLI:NL:HR:2016:2370 - Wet Bopz: Formeel gebrek in kennisgeving dwangbehandeling schaadt belang patiënt - 13 oktober 2016
Het niet vermelden van de (zo kort mogelijke) duur van een dwangbehandeling in de schriftelijke kennisgeving (art. 38c lid 2 Wet Bopz) is een formeel gebrek. Dit schaadt het belang van de patiënt, die recht heeft op zekerheid over de voorgenomen duur van de ingrijpende behandeling.
ECLI:NL:HR:2018:2087 - Rechtspositie Bopz-patiënt in tbs-kliniek: Bopz-regime prevaleert boven tbs-regime - 8 november 2018
Een patiënt opgenomen in een tbs-kliniek op grond van de Wet Bopz behoudt zijn Bopz-rechten. Het zwaardere tbs-regime mag niet zonder wettelijke grondslag worden toegepast. Instemming met opname impliceert geen automatische afstand van deze rechten, waarvoor strikte voorwaarden gelden.
ECLI:NL:HR:2019:1277 - Dwangbehandeling Wet Bopz: nieuwe beslissing nodig na overplaatsing - 18 juli 2019
Bij overplaatsing van een patiënt naar een ander, afzonderlijk aangemerkt psychiatrisch ziekenhuis, moet de behandelaar daar een nieuwe schriftelijke beslissing tot dwangbehandeling nemen. Dit geldt ook als de klinieken tot dezelfde zorginstelling behoren en de dwangbehandeling is gebaseerd op het externe-gevaarscriterium.
ECLI:NL:HR:2017:690 - Hoge Raad - 13 april 2017
ECLI:NL:HR:2012:BY2000 - Wet Bopz: kamerprogramma is geen separatie, maar vereist wel schriftelijke motivering - 1 november 2012
Een 'kamerprogramma' is geen middel of maatregel in de zin van artikel 39 Wet Bopz, zoals separatie. Wanneer het echter wordt aangemerkt als dwangbehandeling (art. 38c Wet Bopz), is een schriftelijke, gemotiveerde beslissing aan de patiënt vereist op grond van artikel 40a Wet Bopz.
ECLI:NL:HR:2011:BO7126 - Beperkingen telefoon en tv tijdens separatie zijn Bopz-klachtwaardige beslissingen - 10 februari 2011
Beperkingen op telefoongebruik en televisiekijken, opgelegd tijdens een separatie, zijn zelfstandige beslissingen waarover geklaagd kan worden onder de Wet Bopz. Een beperking van telefoonverkeer is alleen toegestaan onder de strikte voorwaarden van artikel 40 lid 4 Wet Bopz, ook tijdens separatie.