Artikel 2
1. De rechter kan op verzoek van de officier van justitie een voorlopige machtiging verlenen om iemand die gestoord is in zijn geestvermogens, in een psychiatrisch ziekenhuis te doen opnemen en te doen verblijven. Indien de betrokkene reeds vrijwillig in een psychiatrisch ziekenhuis verblijft, strekt de machtiging er toe het verblijf te doen voortduren.
2. Een machtiging als bedoeld in het eerste lid, kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van de rechter
a. de stoornis van de geestvermogens de betrokkene gevaar doet veroorzaken, en b. het gevaar niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend.
3. Voor opneming en verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis is een machtiging als bedoeld in het eerste lid vereist, indien ter zake daarvan
a. de betrokkene geen blijk geeft van de nodige bereidheid en twaalf jaar of ouder is, b. de ouders die gezamenlijk of de ouder die alleen het gezag over de betrokkene uitoefenen, de voogd, de curator dan wel de mentor, van oordeel zijn dat opneming en verblijf niet moeten plaatsvinden, of c. de ouders die gezamenlijk het gezag over de betrokkene uitoefenen, van mening verschillen.
4. In het geval, bedoeld in de tweede volzin van het eerste lid, is de machtiging vereist indien de daartoe met overeenkomstige toepassing van het derde lid bevoegde persoon of personen ervan blijk geven het vrijwillig verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis te willen beëindigen, tenzij die persoon of personen te kennen geven de behandeling in een ander door deze persoon of personen aangewezen psychiatrisch ziekenhuis te willen doen voortzetten en dat ziekenhuis bereid is de betrokkene op te nemen.
5. Met betrekking tot het in het derde lid, onder a, bedoelde blijk geven van de nodige bereidheid is artikel 453 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing.
6. Indien een voorlopige machtiging betrekking heeft op een minderjarige die onder toezicht is gesteld, geldt die machtiging als machtiging als bedoeld in artikel 265b van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
Details
[Regeling vervallen per 01-01-2020]
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2014:2998 - Hoorplicht en vrije advocaatkeuze bij gedwongen opname Wet Bopz - 16 oktober 2014
De rechter mag niet spreken van 'horen' als een adequaat gesprek onmogelijk was. Oordeelt de rechter dat betrokkene onwillig is, dan moet dit gemotiveerd worden. De wens van betrokkene om zelf een advocaat te kiezen, moet door de rechter worden onderzocht en vastgelegd.
ECLI:NL:HR:2012:BV2028 - Geneeskundige verklaring Wet Bopz: onderzoek door psychiater is essentieel - 26 januari 2012
De geneeskundige verklaring voor een gedwongen opname (art. 5 lid 1 Wet Bopz) moet gebaseerd zijn op onderzoek door een psychiater. Een geneesheer-directeur die zelf geen psychiater is, kan deze verklaring niet op eigen onderzoek baseren. Dit is een essentiële waarborg voor het grondrecht op vrijheid.
ECLI:NL:HR:2018:650 - Mondelinge uitspraak: 'bestaande praktijk' naast wettelijke regeling art. 30p Rv - 19 april 2018
De Hoge Raad oordeelt dat de wettelijke regeling voor mondelinge uitspraken in art. 30p Rv niet exclusief is. De voorheen bestaande praktijk, met name voor spoedeisende zaken, mag naast de nieuwe regeling worden voortgezet, ook als niet alle partijen aanwezig zijn.
ECLI:NL:HR:2005:AU0372 - Hoge Raad - 22 september 2005
ECLI:NL:HR:2004:AN8082 - Hoge Raad - 8 januari 2004
ECLI:NL:HR:2018:2087 - Rechtspositie Bopz-patiënt in tbs-kliniek: Bopz-regime prevaleert boven tbs-regime - 8 november 2018
Een patiënt opgenomen in een tbs-kliniek op grond van de Wet Bopz behoudt zijn Bopz-rechten. Het zwaardere tbs-regime mag niet zonder wettelijke grondslag worden toegepast. Instemming met opname impliceert geen automatische afstand van deze rechten, waarvoor strikte voorwaarden gelden.
ECLI:NL:HR:2018:146 - Afstand van recht op rechtsbijstand in Bopz-zaken: strenge voorwaarden - 1 februari 2018
In procedures over onvrijwillige opname (Wet Bopz) mag afstand van het recht op rechtsbijstand niet snel worden aangenomen. De rechter moet toetsen of de wil van de betrokkene daartoe vrij en ondubbelzinnig is vastgesteld, rekening houdend met de invloed van de geestelijke stoornis.
ECLI:NL:HR:2017:770 - Hoge Raad - 20 april 2017
ECLI:NL:HR:2016:2711 - Wet Bopz: Einde machtiging maakt voorwaardelijk ontslag definitief - 24 november 2016
Een voorwaardelijk ontslag wordt definitief wanneer de onderliggende machtiging tot voortgezet verblijf verstrijkt. Het indienen van een verzoek voor een *voorwaardelijke* machtiging verlengt de oude machtiging niet. De geneesheer-directeur kan het ontslag dan niet meer intrekken en een machtiging tot voortgezet verblijf is onmogelijk.
ECLI:NL:HR:2014:2937 - Wet Bopz: Verslaving alleen is onvoldoende voor gedwongen opname - 9 oktober 2014
Enkel verslaving aan drugs of alcohol is onvoldoende voor een gedwongen opname onder de Wet Bopz. Er moet sprake zijn van bijkomende psychische stoornissen die het denken, voelen en willen zodanig beïnvloeden dat het gevaar de betrokkene niet kan worden toegerekend.