Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk II. Opneming
§ 2. Machtigingen tot voortgezet verblijf
Artikel 16

Artikel 16

Laatste versie

1. Bij een verzoek van een persoon als bedoeld in artikel 4, gericht op het verkrijgen van een machtiging tot voortgezet verblijf, moet worden overgelegd een verklaring van de geneesheer-directeur van het psychiatrisch ziekenhuis waarin de betrokkene is opgenomen. Uit de verklaring dient te blijken dat het geval, bedoeld in artikel 15, zich voordoet.

2. Met betrekking tot de verklaring van de geneesheer-directeur zijn de artikelen 5, eerste lid, tweede volzin, 5, derde lid, derde volzin en 14 van overeenkomstige toepassing.

3. Met betrekking tot het verzoek van de officier van justitie is artikel 6, eerste, tweede en derde lid, van overeenkomstige toepassing.

4. Bij het verzoek van de officier van justitie moet worden overgelegd de verklaring, bedoeld in het eerste lid. Bij die verklaring is een afschrift gevoegd van de in artikel 37a bedoelde aantekeningen en van het in artikel 38 of 38a bedoelde behandelingsplan. Indien het behandelingsplan nog niet tot stand is gekomen wordt daarvan bij de verklaring mededeling gedaan, onder vermelding van de daarvoor bestaande redenen. Indien artikel 38, vijfde lid, derde volzin, of 38c, eerste lid toepassing heeft gevonden wordt daarvan, onder vermelding van de redenen, bij de verklaring mededeling gedaan.

5. Bevoegd is de rechtbank van het arrondissement waarin het ziekenhuis waarin de patiënt is opgenomen, is gelegen. Artikel 7, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Details

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2006:AZ0141 - Hoge Raad - 16 november 2006

ECLI:NL:HR:2006:AZ014116 november 2006Dit wetsartikel wordt 10 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtGezondheidsrecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1994:ZC1418 - Hoge Raad - 30 juni 1994

ECLI:NL:HR:1994:ZC141830 juni 1994Dit wetsartikel wordt 7 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad9x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:682 - Hoge Raad - 3 mei 2018

ECLI:NL:HR:2018:6823 mei 2018Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad12x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2008:BG5860 - Hoge Raad - 18 december 2008

ECLI:NL:HR:2008:BG586018 december 2008Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad7x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2019:635 - Hoge Raad - 18 april 2019

ECLI:NL:HR:2019:63518 april 2019Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad7x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2006:AY9228 - Hoge Raad - 19 oktober 2006

ECLI:NL:HR:2006:AY922819 oktober 2006Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad14x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:2226 - Dubbele diagnose Wet Bopz: verklaring psychiater vereist bij psychiatrische component - 31 augustus 2017

ECLI:NL:HR:2017:222631 augustus 2017Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

In het kader van de Wet Bopz volstaat een geneeskundige verklaring van een arts verstandelijk gehandicapten niet bij een dubbele diagnose. Indien een verzoek tot gedwongen opname (mede) is gebaseerd op een psychiatrische stoornis, is ook een verklaring van een psychiater vereist.

Hoge Raad11x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2019:1054 - Wet Bopz: Termijnen en spoedvereiste na cassatie en verwijzing - 27 juni 2019

ECLI:NL:HR:2019:105427 juni 2019Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

In Bopz-zaken geldt na cassatie en verwijzing de eis van een spoedige beslissing (art. 5 lid 4 EVRM). De Hoge Raad stelt concrete termijnen vast: in beginsel binnen vier weken een zitting en binnen vier weken daarna een beslissing. Onredelijke vertraging leidt tot verkorting van de machtiging.

Hoge Raad10x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2019:413 - Toerekening vertraging bij termijnoverschrijding beslissing vrijheidsbeneming (Bopz) - 21 maart 2019

ECLI:NL:HR:2019:41321 maart 2019Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Een overschrijding van de beslistermijn voor een vrijheidsbenemende maatregel leidt niet tot schadevergoeding als de vertraging aan de betrokkene toerekenbaar is. Dit is het geval wanneer de betrokkene zonder goede grond om aanhouding verzoekt, bijvoorbeeld voor het aanleveren van niet-noodzakelijke gegevens.

Hoge Raad7x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2002:AE8476 - Hoge Raad - 24 oktober 2002

ECLI:NL:HR:2002:AE847624 oktober 2002Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak