Artikel 2.1
1. De zorg en overige diensten, bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel a, van de wet omvatten de vormen van zorg of diensten die naar inhoud en omvang zijn omschreven in de artikelen 2.4 tot en met 2.15, met uitzondering van vormen van zorg of diensten die voor de verzekerden kunnen worden bekostigd op grond van een wettelijk voorschrift.
2. De inhoud en omvang van de vormen van zorg of diensten worden mede bepaald door de stand van de wetenschap en praktijk en, bij ontbreken van een zodanige maatstaf, door hetgeen in het betrokken vakgebied geldt als verantwoorde en adequate zorg en diensten.
3. Onverminderd hetgeen is bepaald in de artikelen 2.4 tot en met 2.15, heeft de verzekerde op een vorm van zorg of een dienst slechts recht voor zover hij daarop naar inhoud en omvang redelijkerwijs is aangewezen.
4. Onder de zorg en overige diensten, bedoeld in het eerste lid, valt niet forensische zorg als bedoeld in artikel 1.1, tweede lid, van de Wet forensische zorg of forensische zorg als aangemerkt in of krachtens een algemene maatregel van bestuur.
5. In afwijking van het tweede lid vallen onder de zorg en overige diensten, bedoeld in de artikelen 2.4, 2.6, 2.8 of 2.9, ook de zorg en diensten die bij ministeriële regeling zijn aangewezen onder de daarbij geregelde voorwaarden en gedurende een daarbij aan te geven termijn van maximaal veertien jaar, voor zover er sprake is van verantwoorde zorg en diensten.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:PHR:2024:37 - Parket bij de Hoge Raad - 11 januari 2024
ECLI:NL:HR:2018:469 - Stand van Wetenschap en Praktijk: De Bewijskracht van Zorginstituut-adviezen - 29 maart 2018
Standpunten van het Zorginstituut (voorheen CVZ) over de 'stand van de wetenschap en praktijk' zijn niet bindend, maar een rechter die ervan afwijkt moet dit deugdelijk motiveren. Het criterium vereist deugdelijk wetenschappelijk bewijs en niet slechts praktijkervaring of een succesvolle individuele behandeling.
ECLI:NL:HR:2015:3241 - VGZ/Nutricia: De grenzen aan het voorkeursbeleid voor dieetpreparaten - 5 november 2015
Een zorgverzekeraar mag een voorkeursbeleid voor dieetpreparaten niet zo inrichten dat het de wettelijke aanspraak van de verzekerde op zorg feitelijk beperkt. De zorgplicht vereist dat er voldoende keuze blijft, omdat dieetpreparaten, anders dan geneesmiddelen, niet zonder meer uitwisselbaar zijn vanwege subjectieve factoren.
ECLI:NL:HR:2023:95 - Criteria medisch-specialistische zorg: 'plegen te bieden' en rol beroepsrichtlijnen - 26 januari 2023
De Hoge Raad bevestigt dat voor de vraag of zorg als medisch-specialistisch geldt, de duiding van het Zorginstituut (gebaseerd op beroepsrichtlijnen) het uitgangspunt is. Een rechter mag bij de invulling van het criterium 'plegen te bieden' ook het criterium 'stand van de wetenschap en praktijk' betrekken.
ECLI:NL:RBAMS:2024:3359 - Rechtbank Amsterdam - 5 juni 2024
ECLI:NL:GHARL:2024:587 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 22 januari 2024
ECLI:NL:HR:2017:306 - Voeging Zorginstituut en Staat: Belang bij uitleg verzekerd pakket Zvw - 23 februari 2017
Voor voeging in een geding (art. 217 Rv) is voldoende dat een partij nadelige feitelijke of juridische gevolgen kan ondervinden. Het Zorginstituut heeft een zodanig belang bij de uitleg van het verzekerd pakket, de Staat heeft dit onvoldoende onderbouwd.
ECLI:NL:HR:2021:1111 - Zorgverzekeraar mag voorkeursbeleid voeren op dosering van een geneesmiddel - 8 juli 2021
Zorgverzekeraars mogen op grond van art. 2.8 lid 3 Bzv hun voorkeursbeleid toepassen op specifieke doseringen van een geneesmiddel. De arts behoudt de bevoegdheid om op basis van medische noodzaak een niet-aangewezen geneesmiddel of dosering voor te schrijven.
ECLI:NL:HR:2019:1788 - Voeging Zorginstituut: Belang bij geschil over clustering geneesmiddelen - 14 november 2019
Het Zorginstituut heeft voldoende belang bij voeging in een geschil over de clustering van geneesmiddelen. Een uitkomst kan zijn beoordelingsmethodiek en beleid raken, gezien de onlosmakelijke samenhang tussen zijn adviestaak (art. 2.50 lid 4 Rzv) en zijn taken betreffende het verzekerd pakket (art. 64 en 66 Zvw).
ECLI:NL:HR:2024:1416 - Vergoeding buitenlandse zorg: uitleg 'plegen te bieden' en handelsvergunning - 10 oktober 2024
De Hoge Raad oordeelt dat voor vergoeding van buitenlandse zorg het criterium 'plegen te bieden' internationaal moet worden bezien. Een in Nederland nog niet beschikbare behandeling kan vergoed worden als de Nederlandse beroepsgroep deze tot haar arsenaal rekent. Een Nederlandse handelsvergunning is geen vereiste.