Artikel 2.1
1 De zorg en overige diensten, bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel a, van de wet omvatten de vormen van zorg of diensten die naar inhoud en omvang zijn omschreven in de artikelen 2.4 tot en met 2.15, met uitzondering van vormen van zorg of diensten die voor de verzekerden kunnen worden bekostigd op grond van een wettelijk voorschrift.
2 De inhoud en omvang van de vormen van zorg of diensten worden mede bepaald door de stand van de wetenschap en praktijk en, bij ontbreken van een zodanige maatstaf, door hetgeen in het betrokken vakgebied geldt als verantwoorde en adequate zorg en diensten.
3 Onverminderd hetgeen is bepaald in de artikelen 2.4 tot en met 2.15, heeft de verzekerde op een vorm van zorg of een dienst slechts recht voor zover hij daarop naar inhoud en omvang redelijkerwijs is aangewezen.
4 Onder de zorg en overige diensten, bedoeld in het eerste lid, valt niet forensische zorg als bedoeld in artikel 1.1, tweede lid, van de Wet forensische zorg of forensische zorg als aangemerkt in of krachtens een algemene maatregel van bestuur.
5 In afwijking van het tweede lid vallen onder de zorg en overige diensten, bedoeld in de artikelen 2.4, 2.6, 2.8 of 2.9, ook de zorg en diensten die bij ministeriële regeling zijn aangewezen onder de daarbij geregelde voorwaarden en gedurende een daarbij aan te geven termijn van maximaal veertien jaar, voor zover er sprake is van verantwoorde zorg en diensten.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2018:469 - Stand van Wetenschap en Praktijk: De Bewijskracht van Zorginstituut-adviezen
Standpunten van het Zorginstituut (voorheen CVZ) over de 'stand van de wetenschap en praktijk' zijn niet bindend, maar een rechter die ervan afwijkt moet dit deugdelijk motiveren. Het criterium vereist deugdelijk wetenschappelijk bewijs en niet slechts praktijkervaring of een succesvolle individuele behandeling.
ECLI:NL:HR:2015:3241
ECLI:NL:HR:2017:306
ECLI:NL:HR:2023:95 - Criteria medisch-specialistische zorg: 'plegen te bieden' en rol beroepsrichtlijnen
De Hoge Raad bevestigt dat voor de vraag of zorg als medisch-specialistisch geldt, de duiding van het Zorginstituut (gebaseerd op beroepsrichtlijnen) het uitgangspunt is. Een rechter mag bij de invulling van het criterium 'plegen te bieden' ook het criterium 'stand van de wetenschap en praktijk' betrekken.
ECLI:NL:HR:2021:1111 - Zorgverzekeraar mag voorkeursbeleid voeren op dosering van een geneesmiddel
Zorgverzekeraars mogen op grond van art. 2.8 lid 3 Bzv hun voorkeursbeleid toepassen op specifieke doseringen van een geneesmiddel. De arts behoudt de bevoegdheid om op basis van medische noodzaak een niet-aangewezen geneesmiddel of dosering voor te schrijven.