Artikel 6. Gemeentelijk plan van aanpak
1. De gemeenteraad kan een plan van aanpak voor de versterking vaststellen en na goedkeuring van de inspecteur-generaal der mijnen indienen bij de uitvoeringsorganisatie. De gemeenteraad kan beslissen dat het college van burgemeester en wethouders het plan kan vaststellen en indienen.
2. De inspecteur-generaal der mijnen beoordeelt of het plan van aanpak voldoende gericht is op het zo snel als mogelijk realiseren van het gehele plan, of het plan en voldoet aan de eisen, genoemd in het vierde tot en met het achtste lid.
3. De uitvoeringsorganisatie voert de versterking uit conform het ingediende plan van aanpak.
4. Het plan van aanpak bevat tenminste:
a. uitvoeringskaders voor de versterking binnen de gemeente; b. de planning voor het opnemen van gebouwen; en c. de planning voor de uitvoering van de werkzaamheden aan de gebouwen, bedoeld in artikel 2, tweede lid.
5. In de planning voor het opnemen en beoordelen van gebouwen wordt bepaald dat eerst gebouwen met een verhoogd risicoprofiel, vervolgens gebouwen met een langjarig licht verhoogd risico en vervolgens gebouwen met een licht verhoogd risico worden opgenomen.
6. In het plan van aanpak kunnen gebouwen met een normaal risicoprofiel worden toegevoegd en gebouwen met een lager risicoprofiel voorrang krijgen als dit:
a. de snelheid van de uitvoering van het algehele plan ten goede komt; b. het draagvlak voor de versterking ten goede komt; en c. geen onredelijke vertraging oplevert voor de versterking van gebouwen met een verhoogd risicoprofiel.
7. In het plan van aanpak wordt rekening gehouden met de jaarlijks beschikbare capaciteit, zoals aangegeven door de Uitvoeringsorganisatie, als bedoeld in artikel 5, tweede lid.
8. Het plan van aanpak wordt tenminste jaarlijks herzien naar aanleiding van de actualisatie, bedoeld in artikel 4, tweede lid.
Details
[Regeling vervallen per 01-07-2023]