Artikel 47
1. De reiziger is met uitzondering van de gevallen, bedoeld in artikel 45, en met uitzondering van de door de vervoerder bepaalde gevallen, verplicht zich van een geldig elektronisch vervoerbewijs te voorzien:
a. voordat hij, hetzij het vervoermiddel betreedt, hetzij een gedeelte van een station of halte betreedt waar hij blijkens duidelijke aanwijzingen van de vervoerder in het bezit moet zijn van een geldig elektronisch vervoerbewijs of b. zo spoedig mogelijk nadat hij het vervoermiddel of het gedeelte van het station of de halte heeft betreden, voor zover daar een met afgifte of ontwaarding belaste functionaris of een voor afgifte of ontwaarding bestemd apparaat aanwezig is.
2. Een elektronisch vervoerbewijs is geldig indien:
a. het een op grond van de concessie door of namens de concessiehouder afgegeven elektronisch vervoerbewijs betreft, b. de reismogelijkheden van het elektronisch vervoerbewijs toereikend zijn voor de te maken reis en het vertrekpunt elektronisch is geregistreerd, c. het elektronisch vervoerbewijs, voor zover het op naam is gesteld, overeenstemt met de identiteit van de houder daarvan en d. de te betalen vervoerprijs voor de reis ten minste gelijk is aan het tarief dat de gebruiker van het elektronisch vervoerbewijs daarvoor verschuldigd is.
3. Een elektronisch vervoerbewijs is niet geldig indien het gewijzigd of anderszins bewerkt is.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2008:BC4199 - Hoge Raad - 14 april 2008
ECLI:NL:HR:2012:BV7047 - Schwarzfahren en verval van strafvordering: betaling is doorslaggevend, niet de aanmaning - 2 april 2012
Het recht op strafvervolging voor reizen zonder geldig vervoerbewijs vervalt pas als de reiziger daadwerkelijk betaalt binnen de gestelde termijnen. Het Openbaar Ministerie is ontvankelijk, ook als niet kan worden vastgesteld dat de vervoerder de reiziger de wettelijk voorgeschreven betalingsmogelijkheden heeft aangeboden.