Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Titel 1.2. Rijksbevoegdheden
Artikel 1.3

Artikel 1.3

Laatste versie

1. Als categorieën van handelingen en projecten als bedoeld in artikel 1.3, vijfde lid, onderdeel a, van de wet worden aangewezen:

a. aanleg, uitbreiding en, voor zover van toepassing, inrichting, alsmede wijziging, gebruik, beheer en onderhoud van:

1°. hoofdwegen en hoofdvaarwegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Tracéwet en hoofdspoorwegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Spoorwegwet; 2°. primaire waterkeringen als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Waterwet, voor zover deze in beheer zijn bij het Rijk; 3°. militaire terreinen en oefengebieden, alsmede de inrichtingen, bedoeld in categorie 29 van bijlage I, onder C, bij het Besluit omgevingsrecht; 4°. militaire luchthavens, de luchthaven Schiphol en overige burgerluchthavens van nationale betekenis als bedoeld in artikel 8.1, tweede lid, van de Wet luchtvaart; 5°. het landelijke gastransportnet, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel n, van de Gaswet; 6°. hoogspanningsverbindingen met een spanning van ten minste 220 kV en de daarmee verbonden schakel- en transformatorstations en andere hulpmiddelen;

b. activiteiten ten aanzien van:

1°. het voorkomen of tegengaan van landwaartse verplaatsing van de kustlijn als bedoeld in artikel 2.7 van de Waterwet; 2°. landaanwinning in de territoriale zee, bedoeld in artikel 1 van de Wet grenzen Nederlandse territoriale zee; 3°. het opsporen, winnen of opslaan van diepe delfstoffen, bedoeld in artikel 1 van de Mijnbouwwet;

c. het treffen van maatregelen en voorzieningen die nodig zijn met het oog op de ontwikkeling, werking en bescherming van hoofdwateren als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van het Waterbesluit; d. militaire activiteiten buiten de in onderdeel a, onder 3°, bedoelde terreinen, gebieden en inrichtingen, en de in onderdeel a, onder 4°, bedoelde militaire luchthavens; e. vluchten met opsporings- of reddingshelikopters buiten de reguliere routes; f. uitoefening van de volgende vormen van visserij:

1°. niet-handmatige schaal- en schelpdiervisserij, met inbegrip van het invangen van schelpdierenzaad en van schelpdiercultures en het uitzetten van schelpdieren; 2°. sleepnetvisserij in zoute wateren;

g. lozing van afvalwater in de Waddenzee; h. activiteiten van buitenlandse mogendheden; i. activiteiten die direct het op 19 april 1839 te Londen gesloten Tractaat tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België betreffende de scheiding der wederzijdse grondgebieden (Trb. 1966, nr. 161) raken; j. activiteiten van of namens een lid van het Koninklijk Huis, en k. activiteiten die geheel of grotendeels plaatsvinden in:

1°. het grensgebied, bedoeld in artikel 1 van de op 14 mei 1962 te Bennekom tot stand gekomen aanvullende Overeenkomst bij het Eems-Dollardverdrag (Trb. 1962, nr. 54); 2°. de exclusieve economische zone van Nederland, bedoeld in de Rijkswet instelling exclusieve economische zone, of 3°. andere niet-provinciaal ingedeelde gebieden.

2. Het eerste lid is uitsluitend van toepassing ten aanzien van de bevoegdheden, verantwoordelijkheden en verplichtingen, bedoeld in de artikelen:

a. 2.4, eerste, tweede en derde lid, 2.7, tweede en derde lid, 2.8, derde, zesde, zevende en negende lid, 2.9, derde lid, en 5.5, eerste lid, van de wet; b. 3.3, eerste en tweede lid, 3.4, tweede lid, 3.8, eerste en tweede lid, 3.9, tweede lid, 3.10, tweede lid in samenhang met artikel 3.8, eerste of tweede lid, 3.11, eerste en tweede lid, en 3.34, derde lid, van de wet met uitzondering van vrijstellingen en ontheffingen die met toepassing van de artikelen 3.15, vierde lid, of 3.16, vierde lid, onderscheidenlijk artikel 3.17, eerste lid, van de wet, worden verleend; c. 4.2, eerste, tweede en derde lid, 4.3, derde lid, en 4.5, eerste, derde en vierde lid, van de wet.

Details

[Regeling vervallen per 01-01-2024]