Artikel 4.1a
1. Aan de inburgeringsplichtige kan, behoudens het bepaalde in artikel 16, tweede lid, van de wet op aanvraag een lening van ten hoogste € 10.000,– worden verstrekt ten behoeve van de kosten voor:
a. het volgen van een cursus die opleidt tot de in artikel 7, tweede lid, onderdelen b en c, van de wet bedoelde onderdelen van het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet educatie en beroepsonderwijs; b. het afleggen van het staatsexamen, bedoeld in onderdeel a, of het inburgeringsexamen; of c. het volgen van een alfabetiseringscursus.
2. De hoogte van de lening wordt bepaald aan de hand van de hoogte van het overeenkomstig artikel 8, eerste, tweede, derde en vijfde lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen te berekenen toetsingsinkomen van de inburgeringsplichtige en diens partner als bedoeld in artikel 3 van die wet.
3. Het tweede lid is niet van toepassing op de inburgeringsplichtige, bedoeld in het eerste lid, die rechtmatig verblijf heeft op grond van een:
a. verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd; of b. verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, verleend onder een beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid, voor verblijf bij:
1°. een houder van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, 2°. een houder van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd, of 3°. een houder van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen die is verleend met een aantekening inzake internationale bescherming als bedoeld in artikel 45c, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
4. De lening ten behoeve van het volgen van een cursus wordt slechts verstrekt indien de inburgeringsplichtige een cursus volgt bij een cursusinstelling die in het bezit is van een certificaat als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de wet of een keurmerk als bedoeld in artikel 12a, eerste lid, van de wet.
5. De lening wordt niet verstrekt, indien de inburgeringsplichtige op grond van artikel 4.1 zoals dat luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van het besluit van 25 september 2012 tot wijziging van het Besluit inburgering en enkele andere besluiten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige (Stb. 2012, 432) een lening is verstrekt en deze nog niet geheel is terugbetaald of kwijtgescholden.
6. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de toepassing van het eerste, tweede en vierde lid.
Details
[Regeling vervallen per 01-01-2022]