Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 2. Hardheidsgevallen
Paragraaf 3. Investeringen ten behoeve van uitbreiding binnen niet-benutte mestproductierechten
Artikel 9

Artikel 9

Laatste versie

1. Het overeenkomstig hoofdstuk II, uitgezonderd artikel 14, en artikel 24 van de wet bepaalde varkensrecht, onderscheidenlijk fokzeugenrecht, van een daartoe aangemeld bedrijf wordt overeenkomstig deze paragraaf vergroot, indien met betrekking tot het desbetreffende bedrijf na 1992 en vóór 10 juli 1997 ten behoeve van een vergroting van het aantal te houden varkens:

  1. door het bevoegd gezag een milieuvergunning is verleend,
  2. een aanvraag is ingediend om een milieuvergunning, die naar aanleiding van de aanvraag uiterlijk op 1 januari 2001 is verleend, dan wel
  3. bij het bevoegd gezag overeenkomstig artikel 8.19 van de Wet milieubeheer dan wel overeenkomstig artikel 4 van het Besluit melkrundveehouderijen milieubeheer of artikel 3 van het Besluit akkerbouwbedrijven milieubeheer een of meer meldingen zijn gedaan.

Een overeenkomstig artikel 8.19 van de Wet milieubeheer gedane melding wordt slechts in aanmerking genomen voorzover deze betrekking heeft op een verandering van de inrichting die overeenkomstig de op het tijdstip van de melding voor de inrichting geldende milieuvergunning kon leiden tot een uitbreiding van het aantal varkens.

2. Een bedrijf komt uitsluitend voor de toepassing van deze paragraaf in aanmerking indien ten aanzien van het bedrijf is voldaan aan elk van de volgende voorwaarden:

  1. vervallen
  2. uiterlijk op 1 januari 2003 is binnen de inrichting extra huisvesting gebouwd voor ten minste 75% van het aantal varkens waarvoor extra huisvesting diende te worden gebouwd om alle varkens die mogen worden gehouden ingevolge de verleende milieuvergunning, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, onderscheidenlijk ingevolge de milieuvergunning, bedoeld in de tweede volzin van dat lid dan wel het Besluit melkrundveehouderijen milieubeheer of het Besluit akkerbouwbedrijven milieubeheer, te kunnen huisvesten overeenkomstig de verleende milieuvergunning, onderscheidenlijk overeenkomstig de in het eerste lid, tweede volzin, bedoelde milieuvergunning in samenhang met de overeenkomstig artikel 8.19 van de Wet milieubeheer gedane meldingen, dan wel overeenkomstig het Besluit melkrundveehouderijen milieubeheer of het Besluit akkerbouwbedrijven milieubeheer in samenhang met de in het eerste lid, onderdeel c, bedoelde meldingen;.
  3. uiterlijk op 1 januari 2003 is op het bedrijf huisvesting voor varkens aanwezig voor tenminste het aantal varkens dat overeenkomt met 85% van het op grond van deze paragraaf vergrote varkensrecht;
  4. bij de melding, bedoeld in artikel 2, wordt een afschrift van de vergunning, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, onderscheidenlijk de meldingen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c en, in voorkomend geval, de milieuvergunning, bedoeld in de tweede volzin van het eerste lid, waarop door het bevoegd gezag de datum van ontvangst is aangetekend, overgelegd. Bij gebreke van een dergelijke aantekening wordt tevens een door het bevoegd gezag afgegeven bewijs van ontvangst, waarin die datum is vermeld, overgelegd;
  5. binnen zes weken na de verlening van de milieuvergunning, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, dan wel, indien die verlening vóór de inwerkingtreding van dit besluit heeft plaatsgevonden, binnen zes weken na die inwerkingtreding, wordt een afschrift van de milieuvergunning overgelegd aan het Bureau Heffingen. Op verzoek van het Bureau Heffingen wordt binnen de daarbij aangegeven termijn de milieuvergunning aan dat bureau overgelegd.

3. Vervallen

4. Indien het bedrijf na 10 juli 1997 met betrekking tot dezelfde inrichting overeenkomstig artikel 8.19 van de Wet milieubeheer, onderscheidenlijk artikel 4 van het Besluit melkrundveehouderijen milieubeheer of artikel 3 van het Besluit akkerbouwbedrijven milieubeheer, een melding heeft gedaan dan wel een nieuwe aanvraag voor een milieuvergunning heeft gedaan die niet ziet op een verdere uitbreiding van de varkensstapel, treedt de melding dan wel de nieuwe aanvraag, onderscheidenlijk de uiterlijk op 1 januari 2001 naar aanleiding van die aanvraag verleende milieuvergunning, voor de toepassing van het tweede lid, onderdelen b en e, in de plaats van de meldingen bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, onderscheidenlijk van de in onderdeel b van dat lid bedoelde aanvraag dan wel van de milieuvergunning, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a. Een afschrift van de melding, onderscheidenlijk de nieuwe aanvraag, wordt aan het Bureau Heffingen overgelegd.

5. Binnen zes weken nadat de huisvesting voor varkens, bedoeld in het tweede lid, onderdelen b en c, is gerealiseerd, dan wel, indien de huisvesting vóór de inwerkingtreding van het onderhavige artikellid heeft plaatsgevonden, binnen zes weken na inwerkingtreding van dat lid, geeft de belanghebbende hiervan kennis aan het Bureau Heffingen met gebruikmaking van een daartoe door Onze Minister vastgesteld formulier met toelichting, dat overeenkomstig de op het formulier aangeven wijze volledig en naar waarheid is ingevuld en door de belanghebbende is ondertekend.

6. Deze paragraaf blijft buiten toepassing indien de vergroting minder dan 10% van het overeenkomstig hoofdstuk II, uitgezonderd artikel 14, en artikel 24 van de wet bepaalde varkensrecht zou zijn.

Details

[Regeling vervallen per 01-01-2006]