Artikel 14
1. De opsporingsambtenaar formuleert de opdracht voor de onderzoeker die het bloedonderzoek verricht.
2. De onderzoeker is verbonden aan een laboratorium. Als laboratorium komt alleen in aanmerking:
a. een laboratorium dat door de Raad voor Accreditatie is geaccrediteerd aan de hand van de algemene criteria voor het functioneren van beproevingslaboratoria, genoemd in de NEN-EN ISO/IEC 17025 of van criteria die daarmee vergelijkbaar zijn, en deskundig is op het terrein van de bio-analyse, dan wel b. een laboratorium dat in het buitenland is gevestigd en door een met de Raad voor Accreditatie vergelijkbare instantie is geaccrediteerd aan de hand van criteria die vergelijkbaar zijn met de criteria, genoemd in de NEN-EN ISO/IEC 17025, en deskundig is op het terrein van de bio-analyse.
3. Met toepassing van artikel 28, eerste lid, laatste zinsnede, van de Dienstenwet is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing op de aanvraag om accreditatie, bedoeld in het tweede lid, onder a.
4. Indien de accreditatie van een laboratorium, bedoeld in het tweede lid, is ingetrokken of geschorst of na haar vervaldatum niet is verlengd, kan in dat laboratorium geen bloedonderzoek meer worden verricht.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:PHR:2025:992 - Conclusie AG: verwerping cassatieklachten over bloedonderzoek en bewijswaardering - 16 september 2025
De Advocaat-Generaal adviseert de Hoge Raad het cassatieberoep te verwerpen. De klachten over de procedure rondom het bloedonderzoek en de betrouwbaarheid van een getuigenverklaring falen. De motivering van het hof wordt als voldoende en begrijpelijk beschouwd, waardoor de veroordeling voor rijden onder invloed en gevaarlijk rijgedrag in stand kan blijven.