Artikel 14
1 De opsporingsambtenaar formuleert de opdracht voor de onderzoeker die het bloedonderzoek verricht.
2 De onderzoeker is verbonden aan een laboratorium. Als laboratorium komt alleen in aanmerking:
a. een laboratorium dat door de Raad voor Accreditatie is geaccrediteerd aan de hand van de algemene criteria voor het functioneren van beproevingslaboratoria, genoemd in de NEN-EN ISO/IEC 17025 of van criteria die daarmee vergelijkbaar zijn, en deskundig is op het terrein van de bio-analyse, dan wel
b. een laboratorium dat in het buitenland is gevestigd en door een met de Raad voor Accreditatie vergelijkbare instantie is geaccrediteerd aan de hand van criteria die vergelijkbaar zijn met de criteria, genoemd in de NEN-EN ISO/IEC 17025, en deskundig is op het terrein van de bio-analyse.
3 Met toepassing van artikel 28, eerste lid, laatste zinsnede, van de Dienstenwet is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing op de aanvraag om accreditatie, bedoeld in het tweede lid, onder a.
4 Indien de accreditatie van een laboratorium, bedoeld in het tweede lid, is ingetrokken of geschorst of na haar vervaldatum niet is verlengd, kan in dat laboratorium geen bloedonderzoek meer worden verricht.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2020:1684 - Verzending en bewaring bloedmonster: waarborgen bij onderzoek drugsgebruik in verkeer
De Hoge Raad oordeelt dat het verzenden van een bloedmonster naar het NFI, dat het vervolgens gekoeld bewaart en na acht dagen doorstuurt naar een buitenlands lab, voldoet aan de waarborgen voor een 'onderzoek' ex art. 8 lid 5 WVW 1994.
ECLI:NL:HR:2022:1857 - Vertraagd bloedonderzoek: onvoldoende motivering over bewaring en transport van bloedmonster
Het oordeel dat een vertraagd verzonden bloedmonster betrouwbaar is, vereist concrete vaststellingen over de bewaring en het transport van dat specifieke monster. Verwijzen naar algemene procedures is ontoereikend om af te wijken van de waarborg dat een monster 'zo spoedig mogelijk' wordt verzonden.