Artikel 13
1 Bij de bloedafname, bedoeld in artikel 12, eerste lid, is een opsporingsambtenaar aanwezig, die:
a. van de bloedafname een proces-verbaal opmaakt dat hij voorziet van een sporenidentificatienummer en de naam, het geslacht, de geboortedatum en -plaats en het geboorteland en het burgerservicenummer van de verdachte van wie het bloed is afgenomen, of, indien deze gegevens van de verdachte onbekend zijn, andere gegevens waarmee zijn identiteit kan worden vastgesteld,
b. een eventueel door de arts of verpleegkundige afgelegde schriftelijke verklaring over de door hem gedane waarnemingen ten aanzien van de verdachte als bijlage bij het proces-verbaal, bedoeld onder a, voegt,
c. ervoor zorgt dat ieder buisje met bloed voorzien is van een sporenidentificatienummer, en
d. ervoor zorgt dat de buisjes of het buisje met bloed binnen vier weken in een bij ministeriële regeling voorgeschreven verpakking die hij van een of meer fraudebestendige sluitzegels of een fraudebestendige afsluiting heeft voorzien, worden of wordt bezorgd bij het laboratorium, bedoeld in artikel 14, tweede lid.
2 De opsporingsambtenaar wijst de verdachte bij de bloedafname erop dat hij het recht op tegenonderzoek heeft, indien het verslag van het bloedonderzoek, bedoeld in artikel 16, tweede lid, het vermoeden bevestigt dat hij artikel 8, tweede, derde of vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 27, tweede lid, van de Scheepvaartverkeerswet, artikel 4, tweede lid, van de Spoorwegwet, artikel 41, tweede lid, van de Wet lokaal spoor of artikel 2.12, derde lid, van de Wet luchtvaart heeft overtreden, tenzij de bloedafname in het kader van een tegenonderzoek geschiedt.
3 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de omstandigheden waaronder de buisjes of het buisje met bloed worden bewaard en vervoerd.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2020:1684 - Verzending en bewaring bloedmonster: waarborgen bij onderzoek drugsgebruik in verkeer
De Hoge Raad oordeelt dat het verzenden van een bloedmonster naar het NFI, dat het vervolgens gekoeld bewaart en na acht dagen doorstuurt naar een buitenlands lab, voldoet aan de waarborgen voor een 'onderzoek' ex art. 8 lid 5 WVW 1994.
ECLI:NL:HR:2022:567 - Strikte waarborgen bloedonderzoek gelden ook voor buitenlandse laboratoria
De wettelijke waarborgen voor een bloedonderzoek in verkeerszaken worden niet strenger enkel omdat het monster naar een buitenlands laboratorium wordt gestuurd. De Hoge Raad verduidelijkt welke procedurele voorschriften wel en niet als 'strikte waarborg' gelden, waarvan schending de bewijswaarde van het onderzoek aantast.
ECLI:NL:HR:2022:568 - Hoge Raad: Verzenden bloedmonster blijft strikte waarborg ondanks nieuwe vriestechnieken
Het voorschrift om een bloedmonster 'zo spoedig mogelijk' te verzenden (art. 13 Besluit) blijft een strikte waarborg. Nieuwe bewaarmethoden, zoals invriezen, doen hier niets aan af. Wel zijn deze methoden relevant voor de rechterlijke beoordeling of de verzending daadwerkelijk 'zo spoedig mogelijk' was.
ECLI:NL:HR:2022:1853
ECLI:NL:HR:2023:1699 - Vrijspraak na vertraagd bloedonderzoek: beoordelingsvrijheid feitenrechter
De Hoge Raad oordeelt dat de feitenrechter beoordeelt of een bloedmonster 'zo spoedig mogelijk' is verzonden. Een vrijspraak gebaseerd op een te lang tijdsverloop en onduidelijkheid over de vervoerstemperatuur, wordt niet als onvoldoende gemotiveerd beschouwd, ook al was een andere beslissing mogelijk.
ECLI:NL:HR:2022:1857 - Vertraagd bloedonderzoek: onvoldoende motivering over bewaring en transport van bloedmonster
Het oordeel dat een vertraagd verzonden bloedmonster betrouwbaar is, vereist concrete vaststellingen over de bewaring en het transport van dat specifieke monster. Verwijzen naar algemene procedures is ontoereikend om af te wijken van de waarborg dat een monster 'zo spoedig mogelijk' wordt verzonden.
ECLI:NL:HR:2023:1021 - Verzending bloedmonster: 'zo spoedig mogelijk' en transport tussen laboratoria
De waarborg dat een bloedmonster 'zo spoedig mogelijk' naar een laboratorium wordt verzonden, ziet op de fase tot ontvangst door het eerste laboratorium. Voor opslag en transport daarna gelden de specifieke waarborgen uit de Regeling, ook als het monster naar een ander laboratorium wordt gestuurd.