Artikel 9
1. Met betrekking tot belastingen welke ingevolge de belastingwet bij wege van aanslag worden geheven, wordt de aangifte gedaan bij de inspecteur binnen een door deze gestelde termijn van ten minste een maand na het uitnodigen tot het doen van aangifte.
2. De inspecteur kan de door hem gestelde termijn verlengen. Hij kan aan de verlenging voorwaarden verbinden, onder meer dat vóór een door hem te bepalen datum op bij ministeriële regeling te bepalen wijze gegevens voor het opleggen van een voorlopige aanslag worden verstrekt.
3. De inspecteur kan niet eerder dan na verloop van de in het eerste, onderscheidenlijk het tweede lid bedoelde termijn de belastingplichtige aanmanen binnen een door hem te stellen termijn aangifte te doen.
4. Indien voordat de aanslag is vastgesteld gegevens worden verstrekt zonder een aan die verstrekking van gegevens voorafgaande uitnodiging tot het doen van aangifte en die gegevens ook en op dezelfde wijze zouden moeten worden verstrekt in geval van een aan die verstrekking van gegevens voorafgaande uitnodiging tot het doen van aangifte, wordt die verstrekking van gegevens aangemerkt als het op uitnodiging doen van aangifte als bedoeld in artikel 8, eerste lid.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2005:AO9006 - Hoge Raad - 21 april 2005
ECLI:NL:HR:2006:AZ4416 - Hoge Raad - 14 december 2006
ECLI:NL:HR:2017:675 - Hoge Raad - 13 april 2017
ECLI:NL:HR:2020:254 - Uitstel na aangifte verlengt navorderingstermijn, vertrouwen op adviseur beschermt tegen boete - 27 februari 2020
De navorderingstermijn wordt ook verlengd met een verleend uitstel voor het doen van aangifte als die aangifte al was ingediend. Echter, een belastingplichtige die alle informatie aan een deskundig geachte adviseur verstrekt, mag op diens werk vertrouwen en hem kan geen vergrijpboete worden opgelegd.
ECLI:NL:HR:2016:1333 - Vervolging voor valsheid in geschrift bij te laat ingediende belastingaangifte - 27 juni 2016
Een aangiftebiljet dat wordt ingediend nadat de inspecteur al een ambtshalve aanslag heeft opgelegd, geldt niet als een 'bij de belastingwet voorziene aangifte'. De bijzondere strafuitsluitingsgrond van artikel 69, lid 4 AWR is dan niet van toepassing en vervolging voor valsheid in geschrift (art. 225 Sr) is mogelijk.
ECLI:NL:HR:1996:AA2004 - Hoge Raad - 26 maart 1996
ECLI:NL:HR:2017:2542 - Bezwaarschrift tegen belastingaanslag is geen geschrift met bewijsbestemming - 2 oktober 2017
Een bezwaarschrift tegen een belastingaanslag heeft als zodanig geen bewijsbestemming in de zin van art. 225 Sr. Het valselijk opmaken hiervan, zelfs door te verwijzen naar een onjuiste aangifte, levert daarom geen valsheid in geschrifte op.