Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk VA. Belastingrente en revisierente
Artikel 30f

Artikel 30f

Laatste versie

1. Indien met betrekking tot de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting na het verstrijken van een periode van 6 maanden te rekenen vanaf het einde van het tijdvak waarover de belasting wordt geheven een voorlopige aanslag met een door de belastingplichtige te betalen bedrag aan belasting wordt vastgesteld, wordt met betrekking tot die aanslag aan de belastingplichtige rente – belastingrente – in rekening gebracht.

2. De belastingrente wordt enkelvoudig berekend over het tijdvak dat aanvangt 6 maanden te rekenen vanaf het einde van het tijdvak waarover de belasting wordt geheven en eindigt op de dag voorafgaand aan de dag waarop de voorlopige aanslag invorderbaar is ingevolge artikel 9 van de Invorderingswet 1990 en heeft als grondslag het te betalen bedrag aan belasting.

3. Ingeval de voorlopige aanslag is vastgesteld overeenkomstig een op de door de inspecteur aangegeven wijze ingediend verzoek of overeenkomstig de ingediende aangifte met betrekking tot het tijdvak waarover de belasting wordt geheven, eindigt het tijdvak waarover de belastingrente wordt berekend in afwijking in zoverre van het tweede lid, uiterlijk 14 weken na de datum van ontvangst van het verzoek, onderscheidenlijk 19 weken na de datum van ontvangst van deze aangifte.

4. Geen belastingrente wordt in rekening gebracht ingeval de voorlopige aanslag inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting is vastgesteld overeenkomstig een op de door de inspecteur aangegeven wijze ingediend verzoek dat is ontvangen voor de eerste dag van de vijfde maand of overeenkomstig een ingediende aangifte inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting die is ontvangen voor de eerste dag van de vijfde, onderscheidenlijk zesde, maand na afloop van het tijdvak waarover de belasting wordt geheven.

Details

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2005. Zie het overzicht van wijzigingen]

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad102x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:2990

ECLI:NL:HR:2015:29909 oktober 2015Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad94x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2009:BJ8524

ECLI:NL:HR:2009:BJ852425 september 2009Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad91x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:2794

ECLI:NL:HR:2015:279425 september 2015Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad71x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BR4868

ECLI:NL:HR:2011:BR486812 augustus 2011Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad69x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:3126

ECLI:NL:HR:2017:312615 december 2017Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad62x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BP5536

ECLI:NL:HR:2011:BP553625 februari 2011Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad41x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:3606

ECLI:NL:HR:2014:360619 december 2014Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad23x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2009:BG2191

ECLI:NL:HR:2009:BG21913 februari 2009Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad16x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2010:BN8729

ECLI:NL:HR:2010:BN87291 oktober 2010Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad15x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2010:BM1206

ECLI:NL:HR:2010:BM120624 september 2010Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak