Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 8. Bijzondere bepalingen over de wijze van procederen bij de bestuursrechter
Titel 8.2. Behandeling van het beroep in eerste aanleg
Afdeling 8.2.5. Onderzoek ter zitting
Artikel 8:64

Artikel 8:64 (Schorsing onderzoek ter zitting bestuursrechter)

Laatste versie

1. De bestuursrechter kan het onderzoek ter zitting schorsen. Hij kan daarbij bepalen dat het vooronderzoek wordt hervat.

2. Indien bij de schorsing geen tijdstip van de nadere zitting is bepaald, bepaalt de bestuursrechter dit zo spoedig mogelijk. De griffier doet zo spoedig mogelijk mededeling aan partijen van het tijdstip van de nadere zitting.

3. In de gevallen waarin schorsing van het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden, wordt de zaak op de nadere zitting hervat in de stand waarin zij zich bevond.

4. De bestuursrechter kan bepalen dat het onderzoek ter zitting opnieuw wordt aangevangen.

5. De bestuursrechter kan bepalen dat de nadere zitting achterwege blijft indien geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, binnen een door hem gestelde redelijke termijn heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht. Artikel 8:57, tweede en derde lid, is van toepassing.

Uitleg in duidelijke taal

1. De bestuursrechter kan het onderzoek ter zitting schorsen. Hij kan daarbij bepalen dat het vooronderzoek wordt hervat.

Dit betekent letterlijk: De bestuursrechter heeft de bevoegdheid om het onderzoek tijdens de zitting tijdelijk te stoppen (schorsen). De bestuursrechter kan tegelijkertijd besluiten dat het vooronderzoek, dat aan de zitting voorafgaat, opnieuw wordt gestart (hervat).

2. Indien bij de schorsing geen tijdstip van de nadere zitting is bepaald, bepaalt de bestuursrechter dit zo spoedig mogelijk. De griffier doet zo spoedig mogelijk mededeling aan partijen van het tijdstip van de nadere zitting.

Dit betekent letterlijk: Als er op het moment van de schorsing van het onderzoek ter zitting nog geen datum en tijd voor een volgende zitting (nadere zitting) is vastgesteld, dan stelt de bestuursrechter dit tijdstip zo snel mogelijk vast. De griffier (de administratief juridisch medewerker van de rechtbank) informeert de betrokken partijen zo snel mogelijk over het vastgestelde tijdstip van de nadere zitting.

3. In de gevallen waarin schorsing van het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden, wordt de zaak op de nadere zitting hervat in de stand waarin zij zich bevond.

Dit betekent letterlijk: In situaties waarin het onderzoek ter zitting is geschorst, wordt de behandeling van de zaak tijdens de nadere zitting voortgezet vanaf het punt waar deze was gebleven op het moment van de schorsing. De zaak wordt dus hervat in de staat waarin deze zich op dat moment bevond.

4. De bestuursrechter kan bepalen dat het onderzoek ter zitting opnieuw wordt aangevangen.

Dit betekent letterlijk: De bestuursrechter heeft de mogelijkheid om te beslissen dat het onderzoek ter zitting geheel van voor af aan begint (opnieuw wordt aangevangen).

5. De bestuursrechter kan bepalen dat de nadere zitting achterwege blijft indien geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, binnen een door hem gestelde redelijke termijn heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht. Artikel 8:57, tweede en derde lid, is van toepassing.

Dit betekent letterlijk: De bestuursrechter kan besluiten dat een nadere zitting niet doorgaat (achterwege blijft). Dit kan als aan de volgende voorwaarden is voldaan: alle partijen moeten zijn geïnformeerd over hun recht om tijdens een zitting hun standpunt toe te lichten (ter zitting te worden gehoord). Vervolgens moet de bestuursrechter een redelijke termijn hebben gegeven waarbinnen partijen kunnen reageren. Als binnen deze termijn geen enkele partij heeft aangegeven (verklaard) dat zij van dit recht op een zitting gebruik wil maken, kan de nadere zitting achterwege blijven. De regels zoals vastgelegd in artikel 8:57, tweede en derde lid, zijn hierop van toepassing.