Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 4. Bijzondere bepalingen over besluiten
Titel 4.2. Subsidies
Afdeling 4.2.7. Betaling en terugvordering
Artikel 4:56

Artikel 4:56 (Opschorting subsidiebetaling bij ernstig vermoeden)

Laatste versie

De verplichting tot betaling van een subsidiebedrag of een voorschot wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het bestuursorgaan aan de subsidie-ontvanger schriftelijk kennis geeft van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om toepassing te geven aan artikel 4:48 of 4:49, tot en met de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag waarop sedert de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken.

Uitleg in duidelijke taal

De verplichting tot betaling van een subsidiebedrag of een voorschot wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het bestuursorgaan aan de subsidie-ontvanger schriftelijk kennis geeft van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om toepassing te geven aan artikel 4:48 of 4:49, tot en met de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag waarop sedert de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken.

Dit artikel betekent dat de verplichting tot betaling van een subsidiebedrag of een voorschot wordt opgeschort. De opschorting begint op de dag dat het bestuursorgaan aan de subsidie-ontvanger schriftelijk kennis geeft van het ernstige vermoeden dat er een grond bestaat om toepassing te geven aan artikel 4:48 of artikel 4:49. De opschorting duurt tot en met de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt, of tot en met de dag waarop dertien weken zijn verstreken sinds de kennisgeving van het ernstige vermoeden.