Artikel 29
1. De burgemeester vermeldt in een vergunning:
a. de vergunninghouder; b. tot welke bedrijfsuitoefening de vergunning strekt; c. de plaats waar de inrichting zich bevindt; d. de situering en de oppervlakten van de horeca- of slijtlokaliteiten en terrassen; e. de voorschriften of beperkingen welke aan de vergunning zijn verbonden.
2. De burgemeester vermeldt in een aanhangsel bij de vergunning de leidinggevenden en indien van toepassing de personen aangewezen krachtens artikel 30b. Ten aanzien van een leidinggevende bij wie sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 8, vierde lid, maakt de burgemeester daaromtrent een aantekening.
3. De vergunning en het daarbij behorende aanhangsel, of afschriften daarvan, en in voorkomende gevallen een afschrift van de aanvraag, bedoeld in artikel 30a, eerste lid, en de ontvangstbevestiging, bedoeld in artikel 30a, vierde lid, of een afschrift daarvan, zijn in de inrichting aanwezig.
4. De vergunning en het aanhangsel worden gesteld op een formulier dat bij regeling van Onze Minister wordt vastgesteld.