Terug naar bibliotheek
§ 1a. Van de opleiding en de stage van advocaten
Artikel 9j

Artikel 9j (Regels advocaat bij de Hoge Raad)

Laatste versie

1. Een advocaat bij de Hoge Raad is een onvoorwaardelijk ingeschreven advocaat als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van wie uit de aantekening op het tableau blijkt dat hij die hoedanigheid heeft.

2. Aantekening op het tableau vindt plaats door de secretaris van de algemene raad op verzoek van de advocaat, na overlegging van een verklaring dat de advocaat voldoet aan de toetredingseisen, bedoeld in het derde lid, onder a. De secretaris van de algemene raad doet van iedere aantekening of doorhaling daarvan op het tableau mededeling aan de advocaat en de griffier van de Hoge Raad.

3. Het college van afgevaardigden stelt bij of krachtens verordening regels over het verkrijgen, het behouden en het verliezen van de hoedanigheid van advocaat bij de Hoge Raad, alsmede de aantekening op het tableau. De verordening bevat in elk geval regels over:

a. de aan deze advocaten te stellen eisen van vakbekwaamheid, bestaande uit toetredingseisen en permanente eisen van scholing en praktijk, in het bijzonder op het terrein van het procesrecht; b. de ontwikkeling van deze eisen, de opleiding en de examinering; c. het verkrijgen van een vrijstelling voor bepaalde onderdelen van de opleiding of de examinering; d. de advisering over en het houden van toezicht op het gestelde onder b en c; en e. de afgifte van de verklaring dat een advocaat voldoet aan de eisen, bedoeld onder a.

4. Bij of krachtens de verordening kan een onderscheid worden gemaakt in regels als bedoeld in het derde lid die gelden voor het optreden bij de Hoge Raad in burgerlijke zaken, strafzaken of belastingzaken.

5. De algemene raad draagt zorg voor de uitvoering van de aangelegenheden, bedoeld in het derde lid.

6. De algemene raad kan in uitzonderlijke gevallen desgevraagd vrijstelling verlenen van het vereiste in het eerste lid van onvoorwaardelijke inschrijving als advocaat.

7. Met toepassing van artikel 28, eerste lid, laatste zinsnede, van de Dienstenwet is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing op een verzoek om aantekening op het tableau als advocaat bij de Hoge Raad.

8. Tegen een beslissing tot weigering van het verzoek om aantekening op het tableau als advocaat bij de Hoge Raad, alsmede tegen een beslissing tot weigering van de vrijstelling als bedoeld in het zesde lid, kan de advocaat binnen zes weken na de bekendmaking van de weigering beroep instellen bij het hof van discipline. Artikel 9, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Uitleg in duidelijke taal

1. Een advocaat bij de Hoge Raad is een onvoorwaardelijk ingeschreven advocaat als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van wie uit de aantekening op het tableau blijkt dat hij die hoedanigheid heeft.

Dit lid definieert een advocaat bij de Hoge Raad als een advocaat die onvoorwaardelijk is ingeschreven overeenkomstig artikel 1, tweede lid. Daarnaast moet uit de aantekening op het tableau blijken dat deze advocaat de specifieke hoedanigheid van advocaat bij de Hoge Raad bezit.

2. Aantekening op het tableau vindt plaats door de secretaris van de algemene raad op verzoek van de advocaat, na overlegging van een verklaring dat de advocaat voldoet aan de toetredingseisen, bedoeld in het derde lid, onder a. De secretaris van de algemene raad doet van iedere aantekening of doorhaling daarvan op het tableau mededeling aan de advocaat en de griffier van de Hoge Raad.

Dit lid beschrijft dat de secretaris van de algemene raad de aantekening op het tableau verzorgt. Dit gebeurt op verzoek van de advocaat, nadat deze een verklaring heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij voldoet aan de toetredingseisen zoals genoemd in het derde lid, onderdeel a. De secretaris informeert zowel de advocaat als de griffier van de Hoge Raad over elke aantekening of doorhaling op het tableau.

3. Het college van afgevaardigden stelt bij of krachtens verordening regels over het verkrijgen, het behouden en het verliezen van de hoedanigheid van advocaat bij de Hoge Raad, alsmede de aantekening op het tableau. De verordening bevat in elk geval regels over:

Dit lid bepaalt dat het college van afgevaardigden door middel van een verordening regels opstelt. Deze regels betreffen het verkrijgen, behouden en verliezen van de status van advocaat bij de Hoge Raad, en ook de aantekening hiervan op het tableau. De verordening moet ten minste regels bevatten over de volgende onderwerpen:

a. de aan deze advocaten te stellen eisen van vakbekwaamheid, bestaande uit toetredingseisen en permanente eisen van scholing en praktijk, in het bijzonder op het terrein van het procesrecht;

Dit onderdeel specificeert dat de verordening regels moet bevatten over de vakbekwaamheidseisen voor deze advocaten. Deze eisen omvatten zowel toetredingseisen als doorlopende eisen met betrekking tot scholing en praktijkervaring, met name op het gebied van procesrecht.

b. de ontwikkeling van deze eisen, de opleiding en de examinering;

Dit onderdeel stelt dat de verordening regels moet bevatten over hoe de eisen, de opleiding en de examinering worden ontwikkeld.

c. het verkrijgen van een vrijstelling voor bepaalde onderdelen van de opleiding of de examinering;

Dit onderdeel geeft aan dat de verordening regels moet bevatten over de mogelijkheid om vrijstelling te krijgen voor specifieke delen van de opleiding of de examinering.

d. de advisering over en het houden van toezicht op het gestelde onder b en c; en

Dit onderdeel bepaalt dat de verordening regels moet bevatten over het adviseren en toezicht houden op de zaken genoemd onder b (ontwikkeling van eisen, opleiding, examinering) en c (vrijstellingen).

e. de afgifte van de verklaring dat een advocaat voldoet aan de eisen, bedoeld onder a.

Dit onderdeel schrijft voor dat de verordening regels moet bevatten over het afgeven van de verklaring waarmee wordt bevestigd dat een advocaat voldoet aan de vakbekwaamheidseisen zoals genoemd onder a.

4. Bij of krachtens de verordening kan een onderscheid worden gemaakt in regels als bedoeld in het derde lid die gelden voor het optreden bij de Hoge Raad in burgerlijke zaken, strafzaken of belastingzaken.

Dit lid stelt dat de verordening onderscheid kan maken in de regels genoemd in het derde lid, afhankelijk van of een advocaat optreedt bij de Hoge Raad in burgerlijke zaken, strafzaken of belastingzaken.

5. De algemene raad draagt zorg voor de uitvoering van de aangelegenheden, bedoeld in het derde lid.

Dit lid bepaalt dat de algemene raad verantwoordelijk is voor de uitvoering van de zaken die in het derde lid zijn genoemd (betreffende de regels voor advocaten bij de Hoge Raad).

6. De algemene raad kan in uitzonderlijke gevallen desgevraagd vrijstelling verlenen van het vereiste in het eerste lid van onvoorwaardelijke inschrijving als advocaat.

Dit lid geeft de algemene raad de bevoegdheid om in uitzonderlijke situaties, op verzoek, een vrijstelling te verlenen van de eis van onvoorwaardelijke inschrijving als advocaat, zoals genoemd in het eerste lid.

7. Met toepassing van artikel 28, eerste lid, laatste zinsnede, van de Dienstenwet is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing op een verzoek om aantekening op het tableau als advocaat bij de Hoge Raad.

Dit lid stelt dat, conform artikel 28, eerste lid, laatste zinsnede, van de Dienstenwet, paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (die handelt over de positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing is op een verzoek om aantekening op het tableau als advocaat bij de Hoge Raad.

8. Tegen een beslissing tot weigering van het verzoek om aantekening op het tableau als advocaat bij de Hoge Raad, alsmede tegen een beslissing tot weigering van de vrijstelling als bedoeld in het zesde lid, kan de advocaat binnen zes weken na de bekendmaking van de weigering beroep instellen bij het hof van discipline. Artikel 9, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Dit lid regelt dat een advocaat beroep kan instellen bij het hof van discipline tegen een beslissing waarbij een verzoek tot aantekening op het tableau als advocaat bij de Hoge Raad wordt geweigerd, of tegen een beslissing waarbij een vrijstelling zoals bedoeld in het zesde lid wordt geweigerd. Dit beroep moet binnen zes weken na bekendmaking van de weigering worden ingesteld. Artikel 9, vijfde lid (vermoedelijk betreffende procedurele aspecten van beroep), is hierbij op een vergelijkbare manier van toepassing.