Artikel 48 (Tuchtrechtelijke beslissingen en maatregelen advocaten)
1. De beslissingen van de raad van discipline over de voorgelegde klachten zijn met redenen omkleed en worden in het openbaar uitgesproken, alles op straffe van nietigheid.
2. De maatregelen die bij gegrondverklaring van een klacht kunnen worden opgelegd, zijn:
a. een waarschuwing; b. een berisping; c. een geldboete; d. de schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van ten hoogste een jaar; of e. de schrapping van het tableau.
3. De raad kan bepalen dat, ondanks de gegrondverklaring van een klacht, geen maatregel wordt opgelegd.
4. De maatregel van een geldboete kan gelijktijdig worden opgelegd met een andere maatregel.
5. Indien enig door artikel 46 beschermd belang dat vordert kan de raad van discipline bij de beslissing houdende oplegging van een maatregel als bedoeld in het tweede lid, onder b tot en met e, besluiten tot openbaarmaking van de opgelegde maatregel, al dan niet met de gronden waarop zij berust, op de door hem te bepalen wijze.
6. Tot de tenuitvoerlegging van maatregelen overeenkomstig dit artikel opgelegd wordt eerst overgegaan zodra zij in kracht van gewijsde zijn gegaan.
7. De geschorste advocaat mag gedurende de schorsing de titel van advocaat niet voeren.
8. Schorsing in de uitoefening van de praktijk brengt mede verlies van de betrekkingen, waarbij de hoedanigheid van advocaat vereiste voor verkiesbaarheid of benoembaarheid is.
9. De raad spreekt, indien de klager daarom verzoekt, in zijn beslissing steeds met redenen omkleed uit of de advocaat tegen wie de klacht is ingediend, jegens hem de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt. De raad kan een dergelijke uitspraak, indien hij daartoe voldoende grond aanwezig acht, ook ambtshalve doen.
Uitleg in duidelijke taal
1. De beslissingen van de raad van discipline over de voorgelegde klachten zijn met redenen omkleed en worden in het openbaar uitgesproken, alles op straffe van nietigheid.
Dit lid stelt dat de beslissingen die de raad van discipline neemt naar aanleiding van ingediende klachten, voorzien moeten zijn van een motivering (met redenen omkleed) en publiekelijk (in het openbaar) moeten worden uitgesproken. Indien hieraan niet wordt voldaan, zijn de beslissingen ongeldig (op straffe van nietigheid).
2. De maatregelen die bij gegrondverklaring van een klacht kunnen worden opgelegd, zijn:
Dit lid geeft aan welke maatregelen de raad van discipline kan opleggen wanneer een klacht tegen een advocaat terecht (gegrond) wordt bevonden:
a. een waarschuwing;
Dit betreft een officiële waarschuwing.
b. een berisping;
Dit betreft een formele afkeuring, zwaarder dan een waarschuwing.
c. een geldboete;
Dit houdt in dat een financiële sanctie kan worden opgelegd.
d. de schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van ten hoogste een jaar; of
Dit betekent dat de advocaat zijn praktijk tijdelijk niet mag uitoefenen, voor een periode van maximaal één jaar.
e. de schrapping van het tableau.
Dit is de zwaarste maatregel, waarbij de advocaat definitief van de lijst van ingeschreven advocaten (het tableau) wordt verwijderd en zijn beroep niet meer mag uitoefenen.
3. De raad kan bepalen dat, ondanks de gegrondverklaring van een klacht, geen maatregel wordt opgelegd.
Dit lid geeft de raad van discipline de bevoegdheid om, ook al wordt een klacht terecht (gegrond) verklaard, te besluiten geen van de in lid 2 genoemde maatregelen op te leggen.
4. De maatregel van een geldboete kan gelijktijdig worden opgelegd met een andere maatregel.
Dit lid stelt dat het opleggen van een geldboete gecombineerd kan worden met een andere tuchtmaatregel genoemd in lid 2.
5. Indien enig door artikel 46 beschermd belang dat vordert kan de raad van discipline bij de beslissing houdende oplegging van een maatregel als bedoeld in het tweede lid, onder b tot en met e, besluiten tot openbaarmaking van de opgelegde maatregel, al dan niet met de gronden waarop zij berust, op de door hem te bepalen wijze.
Dit lid bepaalt dat als een belang dat beschermd wordt door artikel 46 dit vereist, de raad van discipline bij het opleggen van een maatregel genoemd in lid 2, sub b tot en met e (dus een berisping, geldboete, schorsing of schrapping), kan besluiten om deze maatregel openbaar te maken. Dit kan met of zonder de redenen (gronden) voor de beslissing, en de raad bepaalt zelf hoe deze openbaarmaking plaatsvindt.
6. Tot de tenuitvoerlegging van maatregelen overeenkomstig dit artikel opgelegd wordt eerst overgegaan zodra zij in kracht van gewijsde zijn gegaan.
Dit lid stelt dat de opgelegde tuchtmaatregelen pas daadwerkelijk uitgevoerd (tenuitvoerlegging) worden nadat de beslissing waarin de maatregel is opgelegd definitief is geworden en er geen beroep meer mogelijk is (in kracht van gewijsde zijn gegaan).
7. De geschorste advocaat mag gedurende de schorsing de titel van advocaat niet voeren.
Dit lid bepaalt dat een advocaat die geschorst is in de uitoefening van de praktijk, gedurende de periode van schorsing de titel 'advocaat' niet mag gebruiken.
8. Schorsing in de uitoefening van de praktijk brengt mede verlies van de betrekkingen, waarbij de hoedanigheid van advocaat vereiste voor verkiesbaarheid of benoembaarheid is.
Dit lid legt uit dat een schorsing in de uitoefening van de praktijk automatisch leidt tot het verlies van functies of posities (betrekkingen) waarvoor het vereist is dat men advocaat is om verkiesbaar of benoembaar te zijn.
9. De raad spreekt, indien de klager daarom verzoekt, in zijn beslissing steeds met redenen omkleed uit of de advocaat tegen wie de klacht is ingediend, jegens hem de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt. De raad kan een dergelijke uitspraak, indien hij daartoe voldoende grond aanwezig acht, ook ambtshalve doen.
Dit lid stelt dat de raad van discipline, als de indiener van de klacht (klager) hierom vraagt, in zijn beslissing altijd een gemotiveerd (met redenen omkleed) oordeel moet geven over de vraag of de advocaat tegen wie de klacht gericht is, zich ten opzichte van de klager zorgvuldig heeft gedragen zoals dat verwacht mag worden bij goede juridische dienstverlening (behoorlijke rechtshulpverlening betaamt). De raad kan een dergelijk oordeel ook uit eigen beweging (ambtshalve) geven als hij daarvoor voldoende redenen ziet.