ECLI:NL:RVS:2025:4653 - Raad van State - 1 oktober 2025
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
202302309/1/A3.
Datum uitspraak: 1 oktober 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 20 februari 2023 in zaak nr. 22/4311 in het geding tussen:
[appellant]
en
de bewaarder van het kadaster en de openbare registers.
Procesverloop
Bij besluit van 11 april 2022 heeft de bewaarder het verzoek van [appellant] tot herstel in de zin van artikel 7t van de Kadasterwet afgewezen.
Bij besluit van 13 juli 2022 heeft de bewaarder het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 20 februari 2023 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De bewaarder heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 15 september 2025, waar [appellant], bijgestaan door mr. K.W.H. Albert, advocaat in Den Bosch, en de bewaarder, vertegenwoordigd door mr. L.A.M. Meijerrink, zijn verschenen. Ook is op de zitting [partij] als derde-belanghebbende gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellant] woont aan de [locatie] in Loenen aan de Vecht, naast de rivier de Vecht. Hij was de eigenaar van het perceel kadastraal bekend gemeente Loenen, sectie A, nummer 3038. In 2019 heeft de bewaarder op verzoek van [appellant] dit perceel gesplitst in de percelen kadastraal bekend gemeente Loenen, sectie A, nummers 3296 en 3297. Perceel 3296 is op 650 m² ingemeten en verkocht aan [partij]. [appellant] is nu de eigenaar van het perceel kadastraal bekend gemeente Loenen, sectie A, nummer 3297.
1.1. Op 18 maart 2022 heeft [appellant] een verzoek tot herstel in de zin van artikel 7t van de Kadasterwet ingediend. Volgens hem is de kadastrale oostgrens van de percelen 3296 en 3297 onjuist geregistreerd in de Basisregistratie Kadaster (hierna: de BRK). Hij stelt dat de oostgrens gelijk is aan de oevergrens van de Vecht. Hierdoor is bij de splitsing in 2019 de kadastrale noordgrens van perceel 3296, die grenst aan de zuidgrens van perceel 3297, verkeerd ingemeten en ligt perceel 3296 van 650 m² nu verkeerd. De bewaarder heeft dit verzoek afgewezen omdat er geen verschil is tussen de gegevens in het brondocument, het relaas van bevindingen, sectie A, archiefnummer 412, uit 1973, en de gegevens in de BRK. Volgens de bewaarder loopt de oostgrens niet gelijk aan de oevergrens van de Vecht. De bewaarder heeft zijn besluit in bezwaar gehandhaafd.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft overwogen dat de bewaarder het relaas van bevindingen, sectie A, archiefnummer 412, uit 1973, als brondocument heeft mogen aanmerken. In dit relaas van bevindingen is immers de oostgrens vastgesteld. Anders dan [appellant] stelt, bevat het relaas van bevindingen, sectie A, archiefnummer 766, uit 1999, geen vaststelling van de oostgrens maar enkel de grensbepaling. Bij een grensbepaling wordt een bestaande grens opnieuw zichtbaar gemaakt in het terrein en wordt niet een nieuwe grens vastgesteld. De rechtbank is daarom van oordeel dat de bewaarder terecht de gegevens in het relaas van bevindingen met archiefnummer 412 heeft vergeleken met de gegevens in de BRK. Tot slot heeft de rechtbank geoordeeld dat voor zover [appellant] het niet eens is met de vastgestelde kadastrale grenzen in het brondocument, het in dit geschil gedane verzoek om herstel niet kan leiden tot een wijziging daarvan.
Beoordeling van het hoger beroep
Uitnodiging bij de rechtbank
3. [appellant] betoogt in hoger beroep als eerste dat hij niet op de juiste wijze is uitgenodigd voor de zitting bij de rechtbank op 20 februari 2023. [appellant] stelt dat hij geen uitnodigingsbrief heeft ontvangen. Hij stelt enkel van de griffier bij de rechtbank op de dag van de zitting telefonisch te horen hebben gekregen dat de verzonden uitnodiging onbestelbaar retour is gekomen. Nu de uitnodiging hem niet heeft bereikt heeft de rechtbank niet voldaan aan de eis van artikel 8:56 van de Algemene wet bestuursrecht, aldus [appellant].
4. Als een stuk van een bestuursorgaan of rechterlijke instantie aangetekend is verzonden en belanghebbende de ontvangst ervan ontkent, moet worden onderzocht of het postvervoerbedrijf het stuk op regelmatige wijze op het adres van belanghebbende heeft aangeboden. Als het interne systeem van het postvervoerbedrijf laat zien dat de bezorger het stuk op het juiste adres heeft uitgereikt of daar een zogenoemd afhaalbericht in de brievenbus heeft achtergelaten, rechtvaardigt dat het vermoeden dat het stuk op regelmatige wijze op dat adres is aangeboden. Als belanghebbende stelt dat het stuk niet is uitgereikt of geen afhaalbericht (op het juiste adres) is ontvangen, dan ligt het op zijn weg om het aan de gegevens van het postvervoerbedrijf ontleende vermoeden te ontzenuwen. Hiervoor is niet vereist dat hij aannemelijk maakt dat het stuk niet is ontvangen of aangeboden. Voldoende is dat belanghebbende feiten en omstandigheden aanvoert op grond waarvan redelijkerwijs kan worden betwijfeld of het stuk is ontvangen of aangeboden. Als belanghebbende erin slaagt het vermoeden te ontzenuwen, dan moet worden aangenomen dat het stuk niet op regelmatige wijze op het adres van belanghebbende is aangeboden.
5. Uit de dossierstukken blijkt dat de rechtbank de uitnodiging voor de zitting van 20 februari 2023 tijdig en correct heeft verzonden per aangetekende brief van 20 januari 2023. Dit is vier weken vóór de zitting. Deze aangetekende brief is bij aanbieding door PostNL niet in ontvangst genomen. Volgens de stickers op de envelop van de brief is de uitnodiging door Drogisterij Enzo in ontvangst genomen op 21 januari 2023. De drogisterij is op 3 minuten loopafstand van de woning van [appellant]. Volgens de stickers op de envelop is de brief niet door [appellant] afgehaald en daarom door PostNL retour gezonden op 8 februari 2023. [appellant] heeft tot aan de zitting bij de Afdeling geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan redelijkerwijs kan worden betwijfeld dat een afhaalbericht door PostNL is achtergelaten. Daarnaast blijkt uit de dossierstukken en de zittingsaantekeningen van de zitting bij de rechtbank dat de rechtbank de uitnodiging voor deze zitting ook per gewone post heeft verzonden op 9 februari 2023. De Afdeling ziet dan ook geen aanleiding om op dit punt te oordelen dat de uitspraak van de rechtbank niet op juiste wijze tot stand is gekomen.
Het betoog slaagt niet.
Authenticiteit van het brondocument
6. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de bewaarder het relaas van bevindingen, sectie A, archiefnummer 412, uit 1973, als brondocument heeft mogen aanmerken. Hij betwijfelt of dit relaas van bevindingen het originele brondocument is. Hiertoe voert hij als eerste aan dat de meting zou hebben plaatsgevonden in 1972 maar op dit relaas van bevindingen staat dat het brondocument in 1973 is opgesteld. Als tweede wordt in dit relaas van bevindingen verwezen naar het relaas van bevindingen, sectie A, archiefnummer 766, uit 1999, wat 26 jaar later is opgesteld, aldus [appellant].
6.1. De bewaarder heeft op de zitting toegelicht dat in 1972 op verzoek van de beheerder van de Vecht, Rijkswaterstaat, een hermeting van de oeverlijn van de Vecht heeft plaatsgevonden. Als gevolg hiervan is de kadastrale grens tussen het perceel van [appellant] en de Vecht aangepast. Vanwege de gebruikelijke verwerkingstijd destijds is het waarschijnlijk dat de hermeting in 1972 heeft plaatsgevonden en de bijwerking van de BRK in 1973 heeft plaatsgevonden. Over de verwijzing naar het relaas van bevindingen, sectie A, archiefnummer 766, uit 1999, heeft de bewaarder toegelicht dat naast het originele document uit 1973 ook een kopie wordt gemaakt waarop met doordrukpapier grensreconstructies worden bijgevoegd met een verwijzing naar de archiefnummers. Zo kan meteen worden gezien wanneer grensreconstructies hebben plaatsgevonden en kan er makkelijk worden gezocht naar latere relazen van bevindingen.
6.2. De Afdeling acht deze toelichting over het brondocument duidelijk. De Afdeling deelt het oordeel van de rechtbank dat de bewaarder het relaas van bevindingen, sectie A, archiefnummer 412, uit 1973, als brondocument heeft mogen aanmerken omdat hierin de oostgrens van de percelen 3296 en 3297 is vastgesteld. De bewaarder heeft daarom terecht de gegevens in dit relaas van bevindingen vergeleken met de gegevens in de BRK. Het relaas van bevindingen, sectie A, archiefnummer 766, uit 1999, bevat enkel de grensbepaling. [appellant] heeft dit laatste in hoger beroep ook niet bestreden. [appellant] heeft niet met concrete argumenten aannemelijk gemaakt dat de toelichting van de bewaarder onjuist is. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het relaas van bevindingen, sectie A, archiefnummer 412, uit 1973, niet het originele brondocument is.
Het betoog slaagt niet.
Misslag in de BRK
7. [appellant] betoogt tot slot dat de rechtbank heeft miskend dat sprake is geweest van een misslag door de bewaarder bij het vaststellen van de oostgrens van de percelen 3296 en 3297. Hij voert hiertoe aan dat het brondocument niet overeenkomt met de kadastrale kaart én niet met de gebruiksgrens. Hij heeft zelf met het programma PDOK Viewer digitale metingen verricht op basis van het brondocument en de kadastrale kaart. Daaruit blijkt dat er meetverschillen zijn tussen het brondocument en de kadastrale kaart. Volgens [appellant] zou in het brondocument de afstand tussen de noordgrens van perceel 3297 en de zuidgrens van perceel 3296 44,39 meter zijn. Volgens de kadastrale kaart is die afstand 43,33 meter. Alleen al hierom zou de BRK niet in overeenstemming zijn met het brondocument, aldus [appellant].
7.1. Artikel 7t, eerste lid, van de Kadasterwet luidt: "Indien een belanghebbende gerede twijfel heeft omtrent de juistheid van een in de basisregistratie kadaster opgenomen gegeven dat krachtens deze wet als authentiek is aangemerkt, […], kan die belanghebbende onder opgaaf van redenen aan de Dienst een verzoek tot herstel van dat gegeven in de basisregistratie kadaster doen. […]".
7.2. De Afdeling is van oordeel dat het betoog van [appellant] dat het brondocument niet overeenkomt met de gebruiksgrens niet slaagt. Artikel 7t van de Kadasterwet is beperkt tot herstel van misslagen. Dit houdt in dat er sprake moet zijn van een verschil tussen het brondocument en de BRK. Het kan zich alleen richten tegen het feit dat de bijwerking van de gegevens uit het brondocument in de BRK niet juist is. Een verzoek tot herstel kan niet worden gebruikt als men het niet eens is met het resultaat van de bijwerking of als de gebruiksgrens niet overeenkomt met het brondocument.
7.3. De Afdeling is ook van oordeel dat voor zover [appellant] het niet eens is met de inhoud van het relaas van bevindingen, sectie A, archiefnummer 412, uit 1973, dit niet meer kan worden aangevochten. Belanghebbenden worden naar aanleiding van de vorming van percelen en het bijwerken van de kadastrale registratie door middel van een kennisgeving van de bijwerking op de hoogte gesteld. Die bijwerking is een besluit dat op rechtsgevolg is gericht. Daar kunnen zij bezwaar tegen maken. Nergens blijkt uit dat de rechtsvoorgangers van [appellant] destijds gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid tegen deze vaststelling bezwaar te maken. De vaststelling staat dus in rechte vast. Dit dient de rechtszekerheid. Vergelijk hiervoor de uitspraak van de Afdeling van 16 april 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1668. Dit betekent dat het bijwerken van de BRK op basis van het relaas van bevindingen, sectie A, archiefnummer 412, uit 1973, niet in het kader van het herstelverzoek kan worden gewijzigd.
7.4. Wat betreft de metingen verricht op basis van het brondocument en de kadastrale kaart oordeelt de Afdeling als volgt. Kadastrale grenzen worden weergegeven op een kadastrale kaart. Aan deze gegevens kunnen geen maten worden ontleend. Dit laatste staat op het uittreksel van de kadastrale kaart vermeld en heeft de bewaarder toegelicht op de zitting bij de Afdeling. De kadastrale kaart heeft als doel de ligging van de percelen ten opzichte van elkaar weer te geven in hun onderlinge verhouding en grootte en is daarmee volgens de bewaarder niet meer dan een gevisualiseerde weergave. Vergelijk hiervoor ook de uitspraak van de Afdeling van 23 april 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1847. Aan de metingen van [appellant] kan daarom niet de waarde worden gehecht die [appellant] daaraan wil toekennen. [appellant] heeft met zijn metingen niet aangetoond dat de bijwerking van de gegevens uit het brondocument in de BRK niet juist is.
Het betoog slaagt niet.
Slotsom
8. Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
9. De bewaarder hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. Soffers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. Singh, griffier.
w.g. Soffers
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Singh
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2025
990