Terug naar bibliotheek
Raad van State

ECLI:NL:RVS:2025:4644 - Raad van State - 1 oktober 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RVS:2025:46441 oktober 2025

Uitspraak inhoud

202300445/1/R2.

Datum uitspraak: 1 oktober 2025

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.       [appellant sub 1], gevestigd in Klundert, gemeente Moerdijk,

2.       [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 2]), beide wonend/gevestigd in Klundert, gemeente Moerdijk,

3.       [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B], beiden wonend in Klundert, gemeente Moerdijk,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Moerdijk,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 3 november 2022 heeft de raad het bestemmingplan "Randweg Klundert" (hierna: het bestemmingsplan) vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellanten sub 3] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant sub 2], [appellant sub 1] en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 22 juli 2025, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door [gemachtigde A] en [gemachtigde B], bijgestaan door mr. E.H.E.J. Wijnen, advocaat in Tilburg, [appellant sub 2], bijgestaan door [gemachtigde C], en de raad, vertegenwoordigd door L.D. de Kuijper-Huibregtse en M. van de Waeter, zijn verschenen.

Overwegingen

Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet

1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.

Het ontwerpplan is op 1 juni 2022 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.

Inleiding

2.       Het bestemmingsplan maakt de aanleg van een nieuwe randweg ten zuiden van Klundert mogelijk. De raad wil hiermee de smalle straten in het centrum van Klundert ontlasten, waar nu veel verkeer rijdt.

[appellant sub 1], [appellant sub 2], en [appellanten sub 3] komen op tegen dit besluit. Volgens hen zijn het nut en de noodzaak van de randweg onvoldoende aangetoond. Ook vrezen zij dat het bestemmingsplan leidt tot een aantasting van hun woon- en leefklimaat en/of hun bedrijfsvoering zal belemmeren.

Toetsingskader

3.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

De beroepen

Ingetrokken beroepsgronden

4.       Op de zitting heeft [appellant sub 2] het betoog dat de aanleg van de randweg niet in overeenstemming is met de doelstellingen van de functieaanduiding "groenblauwe mantel", ingetrokken. De Afdeling zal dit betoog daarom niet bespreken.

Is de reactie op de hoorzitting ten onrechte buiten beschouwing gelaten?

5.       [appellanten sub 3] betogen dat het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan niet zorgvuldig tot stand is gekomen. De zienswijzenota is van 13 september 2022, maar er heeft op 12 oktober 2022 nog een hoorzitting plaatsgevonden. De reacties op de hoorzitting zijn volgens hen ten onrechte niet meegenomen in de zienswijzenota.

5.1.    De Afdeling stelt voorop dat er geen wettelijke verplichting bestaat op grond waarvan een hoorzitting moet worden georganiseerd voor degenen die een zienswijze hebben ingediend. De raad heeft toegelicht dat de hoorzitting is georganiseerd op grond van de procedureverordening van de raad, om de indieners van zienswijzen de mogelijkheid te geven de gronden uit de zienswijze mondeling toe te lichten.

[appellanten sub 3] waren niet aanwezig op de hoorzitting, maar hebben daar wel een schriftelijke reactie voor ingediend. Zoals [appellanten sub 3] ook aanvoeren, heeft de hoorzitting plaatsgevonden nadat de zienswijzenota was vastgesteld. In zoverre kon in de zienswijzenota dus geen rekening worden gehouden met deze reactie. Deze reactie is wel, samen met het verslag van de hoorzitting, meegestuurd met de andere stukken van de raadsvergadering. De raad heeft dus kennis kunnen nemen van de schriftelijke reactie van [appellanten sub 3] en hier rekening mee kunnen houden in de besluitvorming.

Het betoog slaagt niet.

Zijn het nut en de noodzaak van de randweg voldoende aangetoond?

6.       [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellanten sub 3] betogen dat het nut en de noodzaak van de nieuwe randweg onvoldoende zijn aangetoond. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat, anders dan de raad stelt, er onder de inwoners van Klundert weinig draagvlak is voor de randweg. Ook betogen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] dat de verkeerskundige onderbouwing van de randweg gebrekkig is. De raad heeft de notitie Geactualiseerde onderbouwing randweg Klundert van Rho Adviseurs van 3 mei 2021 (hierna: de verkeersnotitie) ten grondslag gelegd aan het bestemmingsplan. De verkeersnotitie maakt als bijlage 2 onderdeel uit van de plantoelichting. In de verkeersnotitie wordt voortgebouwd op eerdere verkeerskundige onderzoeken, zoals de QuickScan overlast verkeer Klundert van Accent adviseurs van 2 april 2013 (hierna: de 2013-quickscan). Zowel de verkeersnotitie als de onderliggende onderzoeken, waaronder de 2013-quickscan, bevatten volgens [appellant sub 1] en [appellant sub 2] zeer veel gebreken. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] wijzen er onder meer op dat de gegevens waarop de verkeersnotitie is gebaseerd, sterk verouderd zijn. Ook zijn de aannames die in de verkeersnotitie zijn gemaakt om de gebruikte verkeersgegevens te actualiseren, onjuist en onvoldoende onderbouwd. Voorbeelden van andere gebreken die [appellant sub 1] en [appellant sub 2] genoemd hebben, zijn dat onduidelijk is wat het aandeel landbouw- en vrachtverkeer in de samenstelling van het verkeer is en dat recente verkeerstellingen ontbreken.

[appellanten sub 3], [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betwijfelen ook dat de randweg ertoe zal leiden dat de verkeersdruk vermindert. In de onderzoeken is geen rekening gehouden met sluipverkeer en ook na de aanleg van de randweg zal er zwaar verkeer door het centrum Klundert blijven rijden. Ook heeft de raad onvoldoende gekeken naar andere oplossingen om de verkeersveiligheid te verbeteren, zoals snelheidscontroles en handhaving van het vrachtwagenverbod in het centrum, aldus [appellanten sub 3], [appellant sub 1] en [appellant sub 2].

6.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat de uitgevoerde onderzoeken het nut en de noodzaak van de randweg voldoende aantonen. In de huidige situatie moet de route veel meer verkeersbewegingen verwerken dan waarvoor de wegen zijn ingericht. Dit is volgens de raad niet veilig. Er is geen alternatieve route voor wegverkeer om Klundert te passeren en er is in het centrum onvoldoende ruimte om de weginrichting te veranderen.

De onderliggende verkeersonderzoeken zijn volgens de raad op de juiste manier tot stand zijn gekomen. De gegevens in de verkeersnotitie zijn gebaseerd op het provinciale verkeersmodel BBMA 2018 (Brabant Brede Model Aanpak), dat breed in de provincie wordt gebruikt om toekomstige verplaatsingsstromen in te schatten en de effecten van beleid en specifieke verkeersplannen door te rekenen. Het model wordt onder meer gevuld met cijfers uit daadwerkelijke tellingen.

Verder stelt de raad zich op het standpunt dat snelheidscontroles het probleem van de hoeveelheden van het verkeer niet oplossen. Er zijn eerder al verkeersmaatregelen ingezet, maar dat had onvoldoende effect omdat er geen alternatieve route is voor het vracht- en landbouwverkeer. Met de aanleg van de randweg ontstaat het alternatief wel en kan met handhaving van een verbod op doorgaand vracht- en landbouwverkeer worden voorkomen dat sluipverkeer door het centrum blijft rijden. Wel zal een deel van het zware verkeer altijd door het centrum moeten blijven rijden om winkels te bevoorraden en voor openbaar vervoer. De hoeveelheden zwaar verkeer worden in de nieuwe situatie zoveel minder, dat een substantiële winst geboekt kan worden voor de verkeersveiligheid en de verkeersleefbaarheid, aldus de raad.

6.2.    De Afdeling stelt voorop dat er geen wettelijke regel is die bepaalt dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling alleen mogelijk is als daarvoor voldoende draagvlak in de omgeving bestaat.

De Afdeling overweegt vervolgens dat de wegen in het centrum van Klundert zijn gecategoriseerd als een erftoegangsweg type 2 zoals bedoeld in de CROW-publicaties. Bij dit type weg hoort een verkeersintensiteit van maximaal 2.000 motorvoertuigen per etmaal en een aandeel van 4% voor zwaar verkeer. Op de zitting is vastgesteld dat de partijen het hier over eens zijn. Naar het oordeel van de Afdeling is met de verkeersnotitie voldoende aannemelijk geworden dat op meerdere straten de verkeersbelasting (veel) hoger is dan waarvoor een erftoegangsweg type 2 is ingericht. Mede gelet op de weginrichting in het centrum van Klundert, kan de Afdeling het standpunt van de raad volgen dat de randweg een deel van het verkeer een ontlastende alternatieve route biedt en dat de randweg, in combinatie met andere verkeersmaatregelen, kan bijdragen aan een verbetering van verkeerssituatie in Klundert, waarop het bestreden besluit ziet.

Het betoog slaagt niet.

Leidt het bestemmingsplan tot onaanvaardbare geluidhinder?

7.       [appellanten sub 3] betogen dat het bestemmingsplan zal leiden tot onaanvaardbare geluidsoverlast bij hun woning. In september 2021 is de Stoofdijk opnieuw geasfalteerd en zijn er aan de zijkanten van het wegdek zogenoemde rammelstroken aangelegd. [appellanten sub 3] ervaren ernstige geluidsoverlast van het verkeer dat over deze ribbels rijdt. Door de aanleg van de randweg zal het verkeer op de Stoofdijk toenemen, zo volgt uit tabel 2.9 van het Akoestisch onderzoek herinrichting Randweg rondom Klundert, van Tritium advies van 22 oktober 2021 en dat als bijlage 3 onderdeel uitmaakt van de plantoelichting (hierna: het geluidsonderzoek). Hierdoor zal de hinder alleen maar toenemen. De gemeente verwijst naar akoestische onderzoeken, maar hierin is alleen maar gebruik gemaakt van modellen. Volgens [appellanten sub 3] heeft dit niets te maken met de werkelijkheid. Met een app op hun telefoon hebben zij de geluidsbelasting in hun tuin gemeten, waarbij zij uitkwamen op 80 dB. [appellanten sub 3] betogen daarnaast dat de geluidshinder verder zal toenemen door de geplande ontsluitingsweg van de nieuwe woonwijk Westschans, die vlak langs hun perceel zal lopen. Deze weg is weliswaar geen onderdeel van het bestemmingsplan, maar zij krijgen hier in de toekomst wel mee te maken, aldus [appellanten sub 3].

7.1.    De Afdeling stelt voorop dat de raad heeft toegelicht dat uit het geluidsonderzoek volgt dat er in de nieuwe situatie geen overschrijding van de voorkeursgrenswaarden zal optreden. De Afdeling ziet in wat [appellanten sub 3] hebben aangevoerd geen reden voor het oordeel dat de raad niet mocht uitgaan van de resultaten uit het geluidsonderzoek. Dat het geluidsonderzoek is gebaseerd op berekeningen en niet op metingen betekent niet dat het geluidsonderzoek onzorgvuldig is. De toekomstige geluidbelasting kan alleen worden bepaald door berekeningen en het is niet ongebruikelijk dat dan ook voor de bestaande akoestische situatie wordt volstaan met een bureauonderzoek en berekeningen. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat het geluidsonderzoek is uitgevoerd zoals het Reken- en Meetvoorschrift Geluid 2012 voorschrijft en dit hebben [appellanten sub 3] niet weersproken. De eventuele toename van geluidshinder als gevolg van de geplande ontsluitingsweg van de nieuwe woonwijk hoefde niet te worden betrokken in de beoordeling van dit bestemmingsplan, omdat de ontwikkeling van de nieuwe woonwijk nog niet vaststond op het moment dat dit bestemmingsplan werd vastgesteld.

Het betoog slaagt niet.

Is de bedrijfsvoering van [appellant sub 1] voldoende betrokken in de afweging?

8.       [appellant sub 1] betoogt dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn huidige en toekomstige bedrijfsvoering. Door de aanleg van de randweg verandert de verkavelingsstructuur van de percelen, waardoor deze lastiger te bewerken zijn en de waarde van de percelen ook aanzienlijk daalt. Doordat de percelen kromme kanten krijgen en schuin lopen, moet bij het zaaien en oogsten steeds worden gedraaid en gekeerd. Dit maakt het werken zodanig inefficiënt dat de continuïteit van het bedrijf in het geding komt. Daarbij wordt het besproeien van de gronden lastiger, omdat de regenhaspel vaker verzet moet worden. Omdat het wegdek niet nat mag worden, zijn niet alle delen van het perceel bereikbaar.

Voor twee percelen geldt dat deze worden doorsneden door de randweg en dat er geen oversteken zijn geregeld. Een van de percelen is daardoor niet meer bereikbaar, het andere alleen nog via de bedrijfslocatie. Maar als [appellant sub 1] in de toekomst zijn bedrijf verkoopt, is ook dat perceel niet meer bereikbaar. Daarbij wordt het 800 m lange kavelpad doorkruist.

Daarnaast vallen tijdens het oogsten grote hompen klei van trekkers en machines, die op de weg terechtkomen. Dit is niet alleen gevaarlijk vanwege slibgevaar, maar [appellant sub 1] zal ook extra personeel moeten inhuren om de weg schoon te houden. Dat is praktisch en financieel onhaalbaar, aldus [appellant sub 1].

Er zal verder een elektrisch hek gerealiseerd moeten worden om de toegang naar de boerderij via het kavelpad af te sluiten, in verband met inbraakrisico.

8.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat de percelen ook met kromme kanten nog geëxploiteerd kunnen worden. De opbrengst wordt wel minder, maar de inkomensschade zal vergoed worden. Als de gronden van [appellant sub 1] onteigend worden, is het wettelijk uitgangspunt dat [appellant sub 1] volledig schadeloos wordt gesteld. Ook blijven alle percelen die grenzen aan het tracé bereikbaar. Bij perceel 561 vervalt één kaveltoegang, de overige toegangen blijven in stand. Voor de doorsnijding van het kavelpad voorziet het bestemmingsplan in de mogelijkheid van een oversteek voor het bedrijf, waarmee de percelen bereikbaar blijven. Verder geldt voor landbouwverkeer de verplichting om de openbare weg schoon te houden. De eisen waar [appellant sub 1] aan moet voldoen, zijn niet zwaarder dan de eisen die voor andere ondernemers gelden, aldus de raad.

8.2.    De Afdeling stelt voorop dat de bedrijfsvoering van [appellant sub 1] aanmerkelijk zal veranderen door de aanleg van de randweg. Dit is ook erkend door de raad. Naar het oordeel van de Afdeling is alleen niet gebleken dat het agrarische bedrijf van [appellant sub 1] als gevolg van de randweg niet voortgezet kan worden of dat de raad de gevolgen voor de bedrijfsvoering van [appellant sub 1] onvoldoende heeft betrokken in de belangenafweging.

Wat de eventuele nadelige invloed van het bestemmingsplan op de waarde van de overige percelen van [appellant sub 1] betreft, bestaat geen aanleiding voor de verwachting dat die waardevermindering zo groot zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan. Over de toegankelijkheid van de percelen overweegt de Afdeling dat de raad heeft toegelicht dat de regels van het bestemmingsplan voorzien in de mogelijkheid om een oversteek aan te leggen over de watergang tussen de randweg en de gronden van [appellant sub 1]. Ook het bestemmingsplan "Buitengebied Moerdijk", dat geldt op de gronden van [appellant sub 1], maken dit mogelijk. De Afdeling kan dit standpunt van de raad volgen.

Over het betoog van [appellant sub 1] dat de klei die van trekkers en machines zal vallen leidt tot slibgevaar, ziet de Afdeling geen reden om aan te nemen dat de problemen die hiermee kunnen ontstaan voor de verkeersveiligheid niet kunnen opgelost door handhaving. Ook ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat [appellant sub 1] onevenredig wordt geraakt bij de plicht om de weg schoon te houden.

Verder ziet de Afdeling niet in waarom de eventuele noodzaak om een elektrisch hek te plaatsen, wat daar ook van zij, een reden is om aan te nemen dat het bestemmingsplan is vastgesteld in strijd met de goede ruimtelijke ordening. Overigens heeft de raad er op gewezen dat [appellant sub 1] ook geen elektrisch hek heeft bij de ontsluiting aan de Zevenbergseweg.

Het betoog slaagt niet.

9.       [appellant sub 1] betoogt dat de aanleg van de randweg direct achter de pluimveestallen onwenselijk is. De uitstoot van het verkeer, geluidsoverlast en stress kunnen negatieve gevolgen hebben voor de diergezondheid. [appellant sub 1] wil in de toekomst een overdekte uitloopruimte realiseren om te kunnen voldoen aan de eisen van het Beter Leven Keurmerk. Deze stap is noodzakelijk voor de bedrijfsvoering. De randweg in de directe nabijheid van de uitloopruimte is absoluut onwenselijk, aldus [appellant sub 1].

9.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat ook na de aanleg van de randweg er wordt voldaan aan de luchtkwaliteitsnormen. Er zijn bij de raad geen regels bekend die gaan over de invloed van een weg in de directe omgeving van een pluimveehouderij. De raad wijst er in dit verband op dat er binnen de gemeente meerdere pluimveehouderijen, ook met uitloop, zijn gevestigd langs wegen. Het is de raad niet bekend dat het pluimvee daar last heeft van stress.

9.2.    De Afdeling stelt voorop dat [appellant sub 1] zijn betoog dat de randweg gezondheidsproblemen bij zijn pluimvee zal veroorzaken, niet nader heeft onderbouwd, hoewel hij op de zitting wel in de gelegenheid is gesteld om dat te doen. De Afdeling overweegt vervolgens dat het bestemmingsplan voor de randweg het op zichzelf niet onmogelijk maakt om een uitloop met overkapping te realiseren naast de stallen. Daarbij heeft de raad erop gewezen dat het bestemmingsplan "Buitengebied Moerdijk" geen ruimte biedt om een overkapping voor een vrije uitloop mogelijk te maken bij de pluimveestallen op het perceel van [appellant sub 1]. Dit heeft [appellant sub 1] niet weersproken. Op de zitting heeft [appellant sub 1] aangegeven dat hij nog geen concrete plannen heeft voor de ontwikkeling van een uitloop. De Afdeling ziet daarom geen aanleiding voor het oordeel dat het bestemmingsplan in zoverre de toekomstige bedrijfsvoering van [appellant sub 1] onevenredig belemmert.

Het betoog slaagt niet.

Laat de verbeelding het ontwerp van de kruising toe?

10.     [appellant sub 1] betoogt dat er inmiddels een technische uitwerking van de oversteek is gemaakt, maar dit ontwerp past niet binnen de verbeelding van het bestemmingsplan. Een deel van de weg is nu ingetekend op de gronden met de bestemming "Water".

10.1.  De Afdeling stelt voorop dat het ontwerp van de kruising van na de vaststelling van het bestemmingsplan is. Alleen al om deze reden kan dit de rechtmatigheid van het bestemmingsplan niet aantasten.

Voor zover [appellant sub 1] heeft willen betogen dat het bestemmingsplan op dit punt niet uitvoerbaar is, overweegt de Afdeling als volgt. Bij een beroep tegen een bestemmingsplan kan een betoog over de uitvoerbaarheid van dat bestemmingsplan alleen leiden tot vernietiging van het bestreden besluit als de raad redelijkerwijs had moeten inzien dat het bestemmingsplan om financieel-economische of andere redenen op voorhand niet uitvoerbaar is. De raad heeft op de zitting toegelicht dat het ontwerp van de oversteek uitvoerbaar is. De regels van het bestemmingsplan staan er niet aan in de weg dat de oversteek wordt gerealiseerd zoals in het ontwerp, ook niet voor zover een deel van de weg wordt gerealiseerd op de gronden met de bestemming "Water". Dit heeft [appellant sub 1] niet weersproken. De Afdeling ziet daarom geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen redenen zijn waarom het plan op voorhand niet uitvoerbaar is.

Het betoog slaagt niet.

Kan de randweg gerealiseerd worden zonder de gronden van [appellant sub 2]?

11.     [appellant sub 2] betoogt dat de gemeente over eigen grond beschikt waar de randweg op gerealiseerd zou kunnen worden. De gemeente zou geen aanspraak moeten willen maken op grond in eigendom van anderen. De raad heeft onvoldoende gemotiveerd waarom de gemeentegrond niet wordt ingezet voor deze ontwikkeling. [appellant sub 2] heeft in zijn nadere stuk van 21 mei 2025 een alternatieve route voorgesteld, zodat hij niet onteigend hoeft te worden.

11.1.  Dat het mogelijk is om de randweg op een andere manier vorm te geven zodat [appellant sub 2] niet onteigend hoeft te worden, is op zichzelf onvoldoende voor het oordeel dat een bestemmingsplan ondeugdelijk is. Wel moet de raad, zoals ook staat onder 3, de betrokken belangen tegen elkaar afwegen. De raad heeft toegelicht dat bij alle mogelijke tracés er gronden onteigend moeten worden. Eén van de onderzochte tracés, tracé A4, loopt inderdaad gedeeltelijk over gemeentegronden, maar bij die variant bleek het niet mogelijk om de gevolgen voor [appellant sub 1], die het meest geraakt zou worden door die variant, voldoende te compenseren. Uiteindelijk heeft de raad gekozen voor tracé A3, op basis van bedrijfseconomische redenen, het verwachte gebrek aan maatschappelijk draagvlak en op basis van financiële uitvoerbaarheid. Tracé A4 is in de uitvoering aanzienlijk duurder dan tracé A3, zo heeft de raad toegelicht. De raad heeft hiermee voldoende gemotiveerd hoe de betrokken belangen tegen elkaar zijn afgewogen en waarom voor dit tracé is gekozen.

Voor zover [appellant sub 2] heeft gewezen op nog een andere mogelijke alternatieve route, overweegt de Afdeling als volgt. De raad moet bij de keuze van een bestemming een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven moeten in die afweging worden meegenomen.

[appellant sub 2] heeft dit alternatief voor het eerst aangedragen in zijn nadere stuk van 21 mei 2025. Dit is ruim na de vaststelling van het bestemmingsplan op 3 november 2022. De raad heeft dus geen rekening kunnen houden met dit alternatief bij de vaststelling van het plan. Overigens heeft de raad toegelicht dat hij dit alternatief ongeschikt vindt, omdat het twee scherpe bochten bevat, waardoor er geen verkeersveilige route ontstaat. Ook vindt de raad in een situatie als deze een aansluitende rotonde wenselijk vanwege veiligheid en doorstroming, maar dat is hier niet mogelijk omdat aan de overzijde van waar dit alternatief aansluit op de Stoofdijk een vrij steile dijk ligt.

Het betoog slaagt niet.

Leidt het bestemmingsplan tot meer stikstofuitstoot?

12.     [appellant sub 1] betoogt dat de extra verkeersbewegingen kunnen leiden tot meer stikstofdepositie. Daarbij is er in het bestemmingsplan gebruik gemaakt van de bouwvrijstelling, maar de Afdeling heeft in de uitspraak van 2 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3159) geoordeeld dat die niet gebruikt mag worden. Het besluit dat een m.e.r.-procedure niet noodzakelijk is, is dan ook voorbarig.

12.1.  Uit de overzichtsuitspraak van de Afdeling van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706, onder 10.54, volgt dat de bedrijfseconomische belangen van een appellant zo verweven kunnen zijn met het algemeen belang van het behoud van een goede staat van instandhouding van het betrokken Natura 2000-gebied, dat er geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat de betrokken normen van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) kennelijk niet strekken tot bescherming van de belangen van deze appellant. Niet is gebleken dat van deze verwevenheid sprake is. De betrokken normen van de Wnb strekken kennelijk niet tot bescherming van de bedrijfseconomische belangen van [appellant sub 1]. Gelet op artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan deze beroepsgrond niet leiden tot vernietiging van het besluit. De Afdeling zal de beroepsgrond daarom niet inhoudelijk bespreken.

12.2.  De Afdeling overweegt vervolgens dat uit de overzichtsuitspraak van de Afdeling, onder 10.87, volgt dat een redelijke toepassing van het relativiteitsvereiste in artikel 8:69a van de Awb, met zich brengt dat belanghebbenden die zich niet kunnen beroepen op de normen van sectorale wetgeving, zoals de Wnb, omdat die normen kennelijk niet strekken tot bescherming van hun belangen, zich ook niet op die normen kunnen beroepen voor het betoog dat een plan-MER moest worden gemaakt. Onder 12.1 is overwogen dat de betrokken normen van de Wnb kennelijk niet strekken tot bescherming van de belangen van [appellant sub 1]. [appellant sub 1] kan zich daarom ook niet op die normen beroepen voor het betoog dat een plan-MER moest worden gemaakt. Dit betekent dat artikel 8:69a van de Awb in de weg staat aan vernietiging van het bestemmingplan vanwege dit betoog. De Afdeling ziet daarom af van een inhoudelijke bespreking van deze beroepsgrond.

Herhalen en inlassen zienswijze

13.     [appellant sub 1] en [appellanten sub 3] betogen dan de in hun zienswijzen aangevoerde gronden hier als herhaald en ingelast moeten worden beschouwd.

13.1.  Waar [appellant sub 1] en [appellanten sub 3] voor het overige verzoeken om de inhoud van hun zienswijzen als herhaald en ingelast in hun beroep te beschouwen, overweegt de Afdeling dat in de zienswijzenota is ingegaan op die zienswijzen. [appellant sub 1] en [appellanten sub 3] hebben geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de zienswijze onjuist of onvolledig zou zijn.

De betogen slagen niet.

Conclusie

14.     De beroepen zijn ongegrond.

15.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart de beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B] en [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. A. ten Veen, voorzitter, en mr. B.P.M. van Ravels en mr. G.O. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.M. Schellingerhout, griffier.

w.g. Ten Veen

voorzitter

w.g. Schellingerhout

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2025

980