ECLI:NL:RVS:2023:4587 - Raad van State - 6 december 2023
Uitspraak
Uitspraak inhoud
202207170/1/R2.
Datum uitspraak: 7 december 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 21 september 2022 in zaak nr. 22/128 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van gedeputeerde staten van Fryslân.
Openbare zitting gehouden op 7 december 2023 om 12:00 uur.
Tegenwoordig:
staatsraad mr. A. ten Veen, voorzitter
griffier: mr. F. Nales
jurist: mr. M. Hoekstra
Verschenen:
[appellant];
Het college, vertegenwoordigd door mr. S.S. Pennekamp.
Bij besluit van 6 juli 2021 heeft het college op grond van artikel 3.18, eerste lid van de Wet natuurbescherming aan Faunabeheereenheid Fryslân de opdracht gegeven voor het uitvoeren van beheermaatregelen, waaronder afschot op het damhert ten behoeve van de openbare veiligheid, namelijk de verkeersveiligheid in specifiek het gebied Oranjewoud-Katlijk binnen het werkgebied van de Faunabeheereenheid Frvslân. De opdracht gold tot en met 31 juli 2022.
Bij besluit van 30 november 2021 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 21 september 2022 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het hoger beroep richt zich tegen deze uitspraak.
De Afdeling:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Redenen voor dit oordeel:
Volgens [appellant] is het onterecht dat het niet-ontvankelijk verklaren van zijn bezwaar is gebaseerd op de afstand tussen zijn woonplaats en het natuurgebied. Zijn belang is gelegen in het feit dat hij regelmatig in het natuurgebied wandelt, dit mede in verband met zijn gezondheid. [appellant] voert daarnaast aan dat de Awb is bedoeld om meer gewicht te geven aan de burger in conflicten met de overheid, waaronder [appellant] rekent het door [appellant] aan zich getrokken belang van het behoud van de natuur. Door [appellant] niet als belanghebbende aan te merken, wordt de Awb onjuist uitgelegd.
De Afdeling is van oordeel dat [appellant] geen belanghebbende is bij het besluit van 6 juli 2021. De rechtbank heeft terecht overwogen dat er een grote afstand is tussen het natuurgebied, gelegen in Zuidwest-Friesland rondom Oranjewoud en Katlijk, en de woning van [appellant], gelegen in Amsterdam. Door deze grote afstand hebben de beheermaatregelen geen invloed op de woon- en leefomgeving van [appellant]. De omstandigheid dat [appellant] regelmatig in het gebied wandelt, is niet voldoende om een persoonlijk belang aan te nemen. Dat de regelmatige wandelingen door het natuurgebied een mogelijk positieve invloed hebben op zijn gezondheid, staat bovendien in een te ver verwijderd verband van het besluit. Het bezwaar van [appellant], ontleend aan de bepalingen van de Awb, leidt niet tot een ander oordeel, omdat de wetgever een andere keuze heeft gemaakt. De rechtbank heeft daarom terecht overwogen dat het college het bezwaar van [appellant] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Het hoger beroep is daarom ongegrond. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. Ten Veen
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Nales
griffier
680-1092